Fig. 1. Overzicht van polygonen (dikke lijnen) en raaien dunne
lijnen).
de foto weergegeven topografie werd tijdens de tweede
fase globaal getoetst aan de werkelijkheid. Overigens
moet men zich niet te veel voorstellen van de topografie
van een oerwoud: rivieren, beekjes, rawa's (moerassen),
en in sommige gevallen sago-tuinen.
b. Raaienplan Selow II
Op bovengenoemde kaart werd een stelsel van raaien
gepland (fig. 1), dat aan de volgende voorwaarden
moest voldoen:
- langs de grens van het gebied moest een gesloten
veelhoek worden gelegd (ten behoeve van de primai
re raaien);
- vanuit deze kringpolygoon moest de verdichting met
secundaire veelhoeken zodanig worden uitgevoerd,
dat de onderlinge afstand tussen de primaire en se
cundaire raaien niet groter werd dan drie kilometer;
- in de primaire en secundaire raaien moest op elke
twee kilometer een vast punt (bench-mark) worden
verzekerd en bepaald in x, y en z;
- de tertiaire raaien moesten op een onderlinge afstand
liggen van één kilometer en op elke drie kilometer
kunnen worden gecontroleerd door de primaire en
secundaire raaien;
- de tertiaire raaien moesten zoveel mogelijk haaks
staan op de waterscheiding om een optimaal beeld te
verkrijgen van de hoogteligging van het terrein.
c. Berekening van het aantal mandagen
Ten behoeve van het inkopen van de juiste hoeveelheid
voedsel moest nauwkeurig worden berekend hoeveel
mandagen het zou kosten om het werk te realiseren. Uit
het raaienplan werden de kilometers gemeten, die moes
ten worden gekapt, gepolygoneerd en gewaterpast.
Ervaringscijfers uit eerdere projecten werden daarna ge
bruikt om het aantal mandagen te berekenen. Uiteraard
was dit sterk afhankelijk van het type bos wat men aan
treft: was dit „normaal" bos, dan was het mogelijk één
kilometer per dag te kappen. Had men te maken met de
zogeheten bulu-bulu (boeloe-boeloe), een soort riet van
zes tot zeven meter hoog, en drie tot vier centimeter dik,
dan werd aanmerkelijk minder snel gewerkt. Verder
moest rekening worden gehouden met verplaatsing van
bivakken, arbeiders voor het transport, leiding van de
basiskamp(en), bootdrivers, verplegers, mecaniciens,
securitymensen, en zo meer.
Als tenslotte alles was meegeteld, kon het benodigde
voedsel worden ingekocht. Dit bestond voornamelijk uit
NGT GE0DESIA 86
rijst, sardines, blikken cornedbeef en gecondenseerde
melk, aangevuld met uien, bruine bonen, erwten, enz.,
stuk voor stuk artikelen die in het tropische klimaat goed
houdbaar waren.
Eén man per dag betekent ongeveer anderhalve kilo
voedsel; voor een gebied van bijvoorbeeld tienduizend
hectare betekent dit vijftienduizend kilo voedsel.
d. Kampmateriaal
Aangezien in het oerwoud hotels of pensions ontbreken,
moet zelf voor onderdak worden gezorgd. Zoals verder
op in het verhaal zal blijken, was een zeil voldoende om
als dak te dienen.
Natuurlijk moest er worden gekookt, wat inhield dat
moest worden gezorgd voor potten en pannen, borden,
lepels, blikopeners; zelfs theezeefjes ontbraken niet! Het
koken zelf gebeurde boven open houtvuren, bij het licht
van door generatoren opgewekte elektriciteit in de basis
kampen, en petroleumlampen in de bivakken. Overigens
pleegt in de tropen de duisternis snel te vallen en is het
van 18.00 uur tot 06.00 uur (pikke)donker.
Aangezien de polygoonlijnen vrij moesten zijn van bo
men, moesten ook kettingzagen worden meegenomen.
Voor het verwijderen van de bulu-bulu werd na enige er
varing gebruik gemaakt van grasscutters, voorzien van
een cirkelzaagblad. Dit hield in, dat naast de brandstof
voor de buitenboordmotoren, de generatoren en de stal
lantaarns, ook voor dit materiaal benzine moest worden
meegenomen.
3. Vervoer
a. Voedsel en materiaal
Het vervoer van voedsel en materiaal geschiedde op ver
schillende manieren, afhankelijk van hoeveelheid, af
stand en bereikbaarheid. Zo werd de afstand tussen
Merauke en een kamp aan een rivier met boten afgelegd.
Deze boten varieerden in laadvermogen van anderhalf
tot veertig ton. De kleinere van anderhalf tot tien ton
waren in eigen beheer, de grotere werden gehuurd.
Vanaf het kamp aan de rivier werd, tot een afstand van
ongeveer twintig kilometer, de lading met mankracht
vervoerd. Een drager kan per dag over deze afstand
ongeveer dertien kilo vervoeren, maar doordat hij ook te
rug moet lopen, is het effectieve resultaat slechts de
helft. Bij grotere afstanden werd later gebruik gemaakt
van een helikopter van de Mission Air Friendship, de
luchtvaartafdeling van de Amerikaanse zending in Irian-
Jaya. Deze helikopter, een Hughes 500, kon in één
vlucht driehonderd kilo vervoeren. Dit hield uiteraard in,
dat eerst een landingsplaats moest worden gemaakt.
Hiervoor werd een stuk bos van vijftig bij honderd meter
gekapt, en daarbinnen nog eens een stuk van twintig bij
twintig meter geheel vrijgemaakt van takken en stron
ken.
b. Personeel
Ook voor het vervoer van personeel golden dezelfde be
perkingen als voor dat van voedsel en materiaal. Indien
het gebied vanuit Merauke binnen één tot anderhalve
dag per boot bereikbaar was, werd er gevaren. Dit ge
beurde met speedboten voor drie tot vier personen, of,
als meerdere mensen moesten worden vervoerd, met
tweeëneenhalve tons belangs. Dit zijn wat groot uitge
vallen roeiboten met buitenboordmotoren.
Bij grotere afstanden werd de eerste afstand afgelegd
per vliegtuig, een zgn. Twin Otter voor achttien per-
295