Het zal duidelijk zijn dat alle, alleen op basis van over en
weer gebruik, gevormde clusterindelingen bestaan uit
clusters die zijn opgebouwd uit aaneengelegen blok-
delen.
Andere landinrichtingsprojecten
Na deze positieve resultaten met het bestand van de
Lopikerwaard is een aantal coëfficiënten nogmaals be
proefd op het bestand van de kavelruil Halle-Wolfers-
veen (Gelderland). Ook uit deze serie blijkt, dat de coëffi
ciënten 5 en 6 het beste voldoen. Evenzo leiden deze
coëfficiënten tot clusterindelingen die bestaan uit aan
eengelegen blokdelen. Door de waarschijnlijk meer ge
spreide inbrengsituatie en het meer kleinschalig karakter
is echter het over en weer gebruik tussen de clusters
groter dan in de Lopikerwaard.
Zowel de serie clusteranalyses betreffende de Lopiker
waard als Halle-Wolfersveen zijn uitgevoerd op basis van
de inbrengsituatie. Met de coëfficiënten 5 en 6 zijn ver
volgens nog clusteranalyses uitgevoerd op basis van
bestanden waarin is overgeboekt. Het gaat hier om de in
voorbereiding zijnde ruilverkavelingen Land van Thorn
en Melderslo. In overleg met de landinrichtingscommis
sie zijn in deze ruilverkavelingen wensen ingevoerd en
hebben overboekingen plaatsgevonden met het ATOR-
systeem. Een beschrijving van dit systeem is opgeno
men in [7].
Op basis van de daaruit volgende „nieuwe situatie" is de
clusteranalyse uitgevoerd. Geheel in overeenstemming
met de verwachtingen het betreft tenslotte een ver
beterde situatie is bij beide het resultaat een minimaal
over en weer gebruik. Bij de clusterindelingen bestaande
uit twee clusters is zelfs helemaal geen over en weer ge
bruik. Voor beide gebieden geldt echter ook, dat bij de
clusterindelingen bestaande uit vier tot en met acht
clusters een enkel cluster niet geheel aaneengelegen is.
De verschillen in de clusterindelingen bij gebruik van de
coëfficiënten 5 en 6 zijn in Melderslo gering, terwijl in het
Land van Thorn alleen de clusterindelingen van twee
clusters gelijk zijn.
Conclusies
Op basis van het, in het voorafgaande beschreven,
onderzoek kan worden gesteld, dat met behulp van de
clusteranalyse door clustering van blokdelen in een land-
inrichtingsgebied deelgebieden kunnen worden onder
scheiden, die zijn gericht op een minimaal over en weer
gebruik. Door de aard van de clusteranalyse leidt deze
niet tot één optimale indeling.
Met toepassing van de coëfficiënten 5 en 6 kunnen ech
ter wel een aantal goede indelingen ontstaan. Over het
algemeen zullen de daarbij behorende deelgebieden dan
ook uit aaneengelegen blokdelen bestaan. Met de in
aansluiting op Clustan en INOK-bestanden ontwikkelde
programmatuur kan vervolgens een duidelijk overzicht
worden gegeven van het bij de gebiedsindelingen beho
rende over en weer gebruik. (Een beschrijving van INOK
is opgenomen in [8]). Tevens is het daarbij mogelijk de
waarde van de gronden van het BBL in de deelgebieden
aan te geven.
Wat echter niet uit dit onderzoek blijkt, maar waarmee
wel rekening moet worden gehouden is, dat met behulp
van clusteranalyse alleen deelgebieden kunnen worden
onderscheiden indien een dergelijke structuur aanwezig
is. Het blijft dus altijd mogelijk, dat in een bepaald gebied
geen deelgebieden zijn te onderscheiden.
Op welke wijze zou een en ander in de herverkavelings
procedure van nut kunnen zijn? In aansluiting op het
gestelde in de inleiding kan men daarbij aan de volgende
toepassingen denken. Op basis van de inbrengsituatie:
- het verschaffen van een algemeen inzicht in het over
en weer gebruik in een landinrichtingsgebied;
- wanneer daaraan door de omvang van het landinrich
tingsgebied of andere redenen behoefte bestaat, na
gaan of en op welke wijze het gebied kan worden op
gedeeld in meerdere herverkavelingsblokken;
- met het oog op de organisatie van het ontwerpproces
van met name het plan van toedeling en gericht op
vermindering van de complexiteit en vergroting van
de overzichtelijkheid, indelen van het blok in deelge
bieden ontwerpen plan van toedeling in onder
delen
- met het oog op de toepassing en gebiedskeuze van
het plan van tijdelijk gebruik, onderscheiden van deel
gebieden met een sterk gesloten gebruik.
Op basis van de „nieuwe" situatie:
- met het oog op de organisatie van werkzaamheden in
de laatste fasen van het landinrichtingsproject, zoals
inschetsen en scherp inrekenen, onderscheiden van
deelgebieden met een sterk gesloten gebruik.
Aan al deze toepassingen ligt het overzicht van het over
en weer gebruik in een gebied ten grondslag. Door toe
passing van de clusteranalyse is met behulp van INOK-
bestanden en een minimum aan computerbeslag dit
overzicht te verkrijgen.
Literatuur
1. Dieleman, F. M., H. Folmer en H. J. P. Timmermans, Technie
ken voor ruimtelijke analyse. De wereld in perspectief, Weesp
1983.
2. Everitt, Brian, Clusteranalysis. Social Science Research Coun-
cel. Heinemann Educational Books, London 1980.
3. Jambu, M. en M. 0. Lebeaux, Cluster analyses en data analy
sis. North-Flolland publishing company, Amsterdam 1983.
4. Kempers-Warmerdam, A. H. H. M. en L. W. Verwey, Een
regionale typering van de Nederlandse landbouw; een aanzet
tot een herindeling van de Nederlandse landbouwgebieden.
KNAG Geografisch Tijdschrift XIX, 1985, no. 4.
5. Tofield, Edwin, case study: Onderzoek naar de mogelijke toe
passing van clusteranalyses in de Ruilverkaveling. Delft 1985.
6. Daalen, D. T. van, Overzichtscollege wiskundige methoden. Af
deling der Geodesie, Technische Hogeschool Delft, april 1981/
mei 1982.
7. Werkgroep Mechanisatie Toedeling. Toepassing van het
systeem ATOR-'72; Apeldoorn, Dienst van het Kadaster en de
Openbare Registers. Ruilverkavelingsbode no. 58, 1975.
8. Moolenaar, M. P., Een interactief systeem t.b.v. het ontwerpen
van kavelstructuren. Dienst van het Kadaster en de Openbare
Registers, Ruilverkavelingsbode no. 68, februari 1983.
9. Clustan, Program Library unit. Edinburgh University 1982.
NGT GEODESIA 86
281