y as x as 5. Berekening Door middel van verticale polygonering (zenithoeken meestal sinuswaarden en het meetinterval) worden X, Y en Z coördinaten van de meetkoker van boven naar beneden op cumulatieve wijze berekend. De wijze van berekening kan middels goniometrische verhoudingen uit fig. 5 worden afgeleid. Az yas v y v- x as vert. exzemthhoek 1 3 - zenithhoek II y - rotatieboek Fig. 5. Om de absolute positie van de meetkoker te bepalen gerelateerd aan een meetnet is het noodzakelijk, be halve de beide zenithoeken, de horizontale oriënteringen van de meetassen te kennen. Immers op de gevonden X' en Y' verschillen dient een coördinatentransformatie te worden toegepast door rotatie met y. Daarvoor dient ten eerste het aanvangsvlak van de meting (top van de meetkoker) te worden georiënteerd (hoofdstuk 6). Daar in de meeste gevallen bij het inbrengen van een meetkoker een axiale torsie ontstaat, zodat de meet assen een hoekverdraaiing zullen ondergaan ten opzich te van de top van de meetkoker, is het tevens nood zakelijk de horizontale oriënteringen te kennen van de vlakken waarop vervolgens tijdens de trajectmeting wordt gemeten (hoofdstuk 7). Hoewel een geringe tor sie, dus horizontale oriëntering van de sensormeetas, voor een (nagenoeg) verticaal geplaatst meetkanaal een te verwaarlozen fout geeft, is ingeval van een schoor- stand de torsie van grote invloed (hoofdstuk 11). In fig. 6 is de fout aangegeven die wordt gemaakt, loodrecht op de richting van de schoorstand, bij verwaarlozing van de torsie/rotatie. De fout in de richting van de schoor stand bij verwaarlozing van de rotatie is niet aange geven. Deze is gering. 6. Oriëntering aanvangsvlak Hierbij dient y te worden bepaald, zoals deze geldt bij de start van de meting. Daartoe kan een dummy (kopie van de sensorbehuizing) in het meetkanaal worden neergela ten, waarbij aan de bovenzijde een lineaal is bevestigd, die in dezelfde horizontale richting ligt als de bovenste wieltjesgroep van de dummy. De hoek die de lineaal vormt met het meetnet, kan nu worden gemeten (fig. 7). Ook hier geldt, dat de dummy en de daarop bevestigde lineaal onderling zeer nauwkeurig dienen te zijn „uitge lijnd", daar een geringe hoekfout grote invloed heeft op het berekende resultaat. Fig. 7. 7. Rotatie/torsiemeting Nu de oriënteringshoek van het aanvangsvlak bekend is, wordt vervolgens de hoekverdraaiing van de meetkoker over de lengte van het meetinterval bepaald. a. Een methode is om de bovengenoemde dummy over de afstand van het meetinterval in de meetkoker te laten zakken, de as waarop de lineaal is bevestigd, op te lengen en opnieuw de stand van de lineaal te bepa len. Hierdoor wordt op elk gewenst niveau een oriën teringshoek gevonden, die onafhankelijk van de voor gaande is bepaald. Bij metingen over grotere afstan den doen zich echter mechanische problemen voor. Vooral bij doorbuigingen waarbij de opgelengde as de meetkokerwanden raakt. b. De tweede methode is het gebruik van een kompas. Meestal worden echter stalen meetkokers gebruikt, waardoor een magnetisch kompas niet bruikbaar is. Een gyrokompas zou hier een oplossing zijn, omdat deze een werkingsprincipe heeft, dat berust op het verschijnsel dat een verticaal draaiend vliegwiel, onder invloed van de gravitatiekracht en rotatie van de aarde, zich met zijn draaiingsas naar het noorden tracht te richten. Een gyrokompas van een dergelijke kleine uitvoering is echter, zover mij bekend, niet in de handel. Was dit wel het geval, dan zou een econo mische bijkomstigheid zijn, dat een gyrokompas toch een zekere tijd nodig heeft zich te stabiliseren. c. De methode waarbij tot nu toe de nauwkeurigste resultaten worden bereikt, is de torsiemeter. Dit is een apparaat (fig. 8) dat bestaat uit twee in eikaars verlengde liggende stangen, die onderling om de lengteas kunnen draaien. De hoekverdraaiing van de beide stangen wordt elektronisch bepaald. Daar deze NGT GE0DESIA 86 O 5o fout in cm/IOm Fig. 6. 336 y'as

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 10