scripties 5r Verder is gegeven: de punten E en J zijn raakpunten van de cirkelboog E - D aan A - G en G - H; het punt C is het voetpunt van de loodlijn uit het punt E op B - J; het punt F is het voetpunt van de loodlijn uit het punt C op G - H. De opgaven 2 en 3 zijn gelijk aan die voor het examen voor Land meetkundig tekenaar NLF 1985 (p. 307 van het september nummer). MATEN PLANBEREKENING EN - STEDEBOUW Tijd: 3 uur Examen landmeetkundig rekenaar all 1985 Ratenplanberekenlngen: stedebouw Deel plan Cheops Schaal 1 Een open speelcentrum in de vorm van een regelmatige zeshoek wordt aan drie zijden begrensd door zijden van het grondvlak van drie pirarpiden. Het complex is ten opzichte van de overige ont- werplijnen gegeven volgens de maatvoering in de tekening van het deelplan Cheops". De ligging van de assen van de Memphis- laan. Polyederlaan en Gizehdreef is bepaald ten opzichte van drie hoekpunten van twee boerderijen. De opmeting van deze dwang- punten ten opzichte van de grondslagpunten 49 en 85 is ontleend aan een vroeger veld werk en is afgebeeld in onderstaande schets. De coördinaten van deze grondslagpunten zijn: HU punt X 49 261672,09 85 261907,28 Y 535148,92 534964,03 Gevraagd: a. Bereken de coördinaten van de drie uiterste hoekpunten van het centrum en de zijdelengte van de zeshoek. b. Bereken de uitzetgegevens van het centrum ten opzichte van de grondslagpunten 49 en 85 volgens de rechthoekige coördina- tenmethode, alsmede van de drie genoemde wegassen. Verwerk de uitkomsten op een uitzetveldwerk. De onderstaande afstudeerscripties zijn te leen bij de bibliotheca resse van de Faculteit der Geodesie, mw. E. Hof, Thijsseweg 11 2629 JA Delft. Telefoon 015-78 25 60. M. A. Salzmann OVER PRECISIE EN BETROUWBAARHEID VAN DETAIL METINGEN De scriptie behandelt methoden en problemen van de precisie- en betrouwbaarheidsbeschrijving van detailnetwerken. Er wordt een kansmodel voor voerstraalmetingen geformuleerd, dat gelijke pre cisie in zowel voerstraalrichting als loodrecht daarop veronderstelt. Met behulp van dit kansmodel en de bestaande Delftse theorie zijn twee testnetwerken onderzocht. Bij de precisie-analyse is gebruik gemaakt van covariantie-isolijnen, mede om verstoringen in het precisieverloop van voerstraalnetwerken op te sporen. De versto ringen staan de gewenste systematische precisiebeschrijving in de weg, maar kunnen door een doordachte meetopzet worden gemi nimaliseerd. Een kunstmatrix, als vervangingsmatrix voor de co- variantiebeschrijving van detailpuntenvelden is echter niet opge steld. Daarnaast is de vrije opstelling, als bijhoudingsmeting, geheel ana lytisch onderzocht. Uit dit onderzoek kan men een aantal prakti sche verkenningsregels afleiden. E. Tofield HET PLAN VAN TIJDELIJK GEBRUIK; EEN NIEUWE PLAN FIGUUR IN DE LANDINRICHTINGSWET Gebruiksregelingen zijn bij een ruilverkaveling vaak noodzakelijk in verband met o.a. het uitvoeren van werken. Onder vigeur van de Ruilverkavelingswet 1954 konden deze gebruiksregelingen veelal op basis van vrijwilligheid worden getroffen. Op grond van bepaal de bezwaren hiertegen werd in de Interimnota Landinrichtingswet het ,,Gebruiksindelingsplan" geïntroduceerd. Ondanks z'n moge lijkheid voor bezwarenbehandeling bij de rechter-commissaris werd deze planfiguur niet in de Landinrichtingswet opgenomen. In plaats daarvan is nu het ,,Plan van Tijdelijk Gebruik" (PvTG) geïntroduceerd. In de scriptie worden de relaties van dit PvTG tot het landinrichtingsplan, het begrenzingenplan, en het plan van toe deling onderzocht. Bij de relatie tot het plan van toedeling komen verschillende varianten aan de orde, namelijk: cultuurtechnische uitvoering vóór of na de vaststelling van het plan van toedeling en mengvormen. Een van de mengvormen betreft het opsplitsen van het ruilverkavelingsgebied in blokken, waarvoor dan PvTG's wor den opgesteld. Voor de uitvoering van werken na de vaststelling van het plan van toedeling kunnen zich problemen voordoen. In de scriptie wordt een werkwijze beschreven, die de kans hierop zou moeten verkleinen. Het ligt in de verwachting dat voor ruilverkavelingen van enige om vang PvTG's zullen worden opgesteld. Voorschriften hiervoor wor den nu uitgewerkt in overleg tussen het Kadaster en de Landinrich- tingsdienst. G. M. Bosman en C. Wassenaar ASPECTS OF SEA NAVIGATION Deze scriptie behandelt drie onderwerpen die een rol spelen bij het vereffenen en toetsen van landmeetkundige data bij de plaatsbe paling op zee. Allereerst is de precisie van verschillende radioplaats- bepalingssystemen onderzocht. Voor de berekening van de precisie van de eindresultaten (coördinaten) heeft men o.a. een a priori covariantiematrix van de waarnemingen nodig. Er worden drie manieren besproken, waarop men deze covariantiematrix voor een hyperbolisch systeem kan afleiden: 1. via aannames volgens Strang van Hees; 2. via aannames volgens Nicolai; 3. een uitgebreide versie van beide afleidingen. Afleidingen 2. en 3. leveren vrijwel dezelfde covariantiematrix op. Vervolgens komen de variantiefactoren van de covariantiematrices aan de orde. Het begrip verschuivingsgrootheid en het zgn. Hel med algorithme worden geïntroduceerd om voor Hifix/6 en Syledis realistische variantiefactoren te schatten. Alleen wanneer de „Nicolai covariantiematrix" wordt gebruikt, leveren beide metho den dezelfde variantiefactoren op. Het laatste onderwerp betreft „laneslips". Verschillende manieren om laneslips op te sporen, worden beschreven. Eén van deze me thoden, het zgn. Houtenbos filter, wordt besproken en getest. Dit filter blijkt goed voor z'n taak berekend. NGT GEODESIA 86 353

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 27