D. Oskam GETIJ DEN ANALYSE VAN KLINKWAARNEMINGEN Als onderdeel van de bodemdalingsmetingen boven het Groninger gasveld voert de NAM ook klinkmetingen uit. Daarbij worden de dikteveranderingen van de bovenste 400 meter van de aardkorst gemeten. De klinkmetingen worden sedert oktober 1970 dagelijks uitgevoerd op veertien meetlocaties, met een meetprecisie van 0,05 mm. Met een getijdenanalyse is de invloed van de aard- en zeegetijden op deze klinkwaarnemingen onderzocht. De invloed van de aardge- tijden kon niet overtuigend worden aangetoond. De te verwachten deformaties ten gevolge van aardgetijden liggen namelijk in de zelfde orde van grootte als de nauwkeurigheid van de getijdenana lyse. Voor de vijf meetlocaties dicht bij de kust kon wel de invloed van de zeegetijden worden aangetoond. Afhankelijk van de afstand tot de kust (2,2 tot 0,4 km) veroorzaken de halfdaagse zeegetijden met een amplitude van 133 cm, een halfdaagse bodemdeformatie met een amplitude van 0,022 tot 0,074 mm. F. A. van den Heuvel ASTROMETRIC SATELLITE HIPPARCOS; GRIDSTEP INCONSISTENCY CORRECTION DURING REDUCTION ON CIRCLES HIPPARCOS is een astronomische satelliet, die van ruim 100 000 sterren de parallax, de positie, en de eigenbeweging gaat bepalen. Aan het eind van zijn 2,5-jarige missie zal de gemiddelde precisie van deze gegevens in de orde van twee milliboogseconden stan daardafwijking liggen. Het hart van het meetinstrument is een tralie van lichtdoorlatende en ondoorlatende banden. Deze tralie is geplaatst in een telescoop, waarmee gebiedjes (0,9° x 0,9°) op de hemelbol worden waargeno men. Iedere twee seconden wordt het faseverschil van de dan zichtbare sterren ten opzichte van de tralie gemeten. De positie van een ster op de tralie is nu bekend op een geheel aantal traliebanden na. Dit aantal kan in principe uit de benaderde waarden van de ster- en satellietpositie worden berekend. Doordat de kwaliteit van deze benaderde waarden gering is ten opzichte van de grootte van een gridstep, kunnen bij deze schatting fouten van een geheel aantal gridsteps worden gemaakt. Het ontwikkelen van toetsingsmetho den voor het opsporen en corrigeren van deze fouten was het doel van het afstudeerwerk. Verschillende methoden zijn ontwikkeld, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen methoden vóór vereffening, na vereffening en combinaties daarvan. De eerste groep gaat uit van de waarne mingen zelf, terwijl de tweede gebruik maakt van de correcties aan de waarnemingen, zoals die door de kleinste kwadraten vereffening berekend zijn. Beide toetsingsmethoden zijn in bestaande software geïntegreerd en hiermee zijn simulatieberekeningen uitgevoerd. De methode vóór vereffening is in staat het aantal fouten tot onge veer een derde te reduceren. Met de iteratieve methode na vereffe ning is het mogelijk alle fouten te corrigeren, zodat volledige „con sistentie" wordt bereikt. Een methode die in de scriptie kort wordt besproken, is een mengvorm, die gebruik maakt van een sequen tiële vereffening voorafgaand aan de eigenlijke vereffening. Hoewel deze methode nog onderzoek behoeft, zal zij waarschijnlijk worden toegepast, eventueel in combinatie met de methode na vereffe ning. E. F. Mensen ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN AARDGETIJDEN OP DE KLINKMETINGEN VAN DE NAM IN HET GRONINGER AARDGASGEBIED Zoals bekend zijn door de NAM (Nederlandse Aardolie Mij) van 1971 tot 1982 metingen verricht in het aardgaswingebied van Gro ningen om de zakking van de bodem ten gevolge van het onttrek ken van aardgas onder controle te houden. Deze metingen blijken interessante gegevens over aardgetijden te bevatten, d.w.z. over de invloed van getijdenbewegingen door zon en maan op de „vaste" aardkorst. Om over die beïnvloeding meer zekerheid te verkrijgen, werden de metingen onderworpen aan een Fast Fourier Transformatie (FFT) bewerking. De duidelijkheid van het resulterende spectrum wordt echter in tweeërlei opzicht vertroebeld: 1. In het laag-frequente gebied waarin de lange perioden voor komen, met golflengten van meer dan een jaar, blijkt de spec trale kromme ten opzichte van de horizontale as naar boven te zijn verschoven. Dit verschijnsel hangt samen met het trend verschijnsel dat op de oorspronkelijke waarnemingskrommen zit. Trendverwijdering geschiedt door een derdegraadspoly- noom van de oorspronkelijke waarnemingen af te trekken. 2. Door het „aliasing" effect, waardoor hoge frequenties die boven de grens van het weergegeven amplituden-frequentie spectrum liggen, zich door „omklappen" om de grensfrequentie manifesteren in het laag-frequente gebied en met sommige fre quenties daarvan zelfs kunnen samenvallen. Een relatie tussen klink en getijden kon worden aangetoond. Het spectrum bevat de volgende zon/maan componenten: M2; K2 (dubbeldaags); P,; K, (enkeldaags); Ssa; M(; Sa (lang-periodiek); L2; N2; MSm. Uit de BIR84-reeks: M2; S2 en O,. Een relatie tussen grondwaterstand en getijden wordt vermoed. Een directe relatie tussen klink en grondwaterpeil lijkt aannemelijk. C. Bos HET SCHATTEN VAN VAR IANTIECOM PON ENTEN IN GEODETISCHE NETWERKEN In de Delftse vereffeningstheorie wordt in het algemeen aangeno men, dat de variantiestructuur van de waarnemingen uit experi menten voldoende bekend is, of althans beter dan uit beperkte meetopzetten kan worden geschat. Dit geldt vooral, omdat in de praktijk de metingen met grove fouten behept kunnen zijn. In de afgelopen jaren is een enorme hoeveelheid statistische en geode tische literatuur geproduceerd over mogelijke manieren om compo nenten van de variantiestructuur in het vereffeningsprobleem mee te schatten. Het volgende dilemma tussen toetsing van waarnemingen en schatting van variantiecomponenten wordt uitgewerkt: Voor het toetsen op fouten heeft men de juiste variantieverhouding tussen waarnemingen nodig, maar bij het schatten van deze varianties ondervindt men weer de storende invloed van fouten in de waar nemingen. De door C. R. Rao ontwikkelde schattingsmethode MINQUE (Mini mal Norm Quadratic Unbiased Estimator) en de hieruit afgeleide AUE-methode (Almost Unbiased Estimator) worden in de scriptie behandeld. Voorbeelden van mogelijke toepassingen van variantie- schatting binnen de geodesie zijn: a. Gecombineerde richtings- en afstandmeting. b. Waterpassen. c. Navigatie. d. Bepaling van poolbeweging en tijd. De eerder genoemde schattingsmethoden zijn bij de SCAN-II pro grammatuur ingebouwd en verschillende tweedimensionale net werken (toepassing a.) zijn met behulp hiervan doorgerekend. A. D. Bottse SIMULATION AND ADJUSTMENT OF 3D NETWORKS IN THE CONCEPT OF INTEGRATED GEODESY Het in 1973 door J. Eeg en T. Krarup geïntroduceerde concept van de geïntegreerde geodesie heeft het mogelijk gemaakt heterogeen geodetisch waarnemingsmateriaal (zwaartekracht, waterpassing, astronomische metingen, richting- en afstandmeting, enz.) in één model te vereffenen. Door aan te nemen dat iedere geodetische waarneming is te schrij ven als een functie van een of meerdere positievectoren en de aardse gravitatiepotentiaal, kan men systematisch waarnemings vergelijkingen afleiden voor vrijwel alle geodetische waarnemingen (Moritz, Hein). In de scriptie is aangetoond dat, gebruikmakend van dit concept, een gesloten circuit is bewerkstelligd tussen simulatie en vereffe ning van driedimensionale geodetische netwerken, rekening hou dend met de invloed van het aardse zwaartekrachtveld. Voor de simulatie is het programma systeem AREPO ontwikkeld. Dit programma simuleert negen typen waarnemingen: potentiaal verschillen (waterpasresultaten), astronomische lengte/breedte/ azimut, zwaartekracht(verschillen), zenithoeken, horizontale rich tingen en afstanden. Voor de hieropvolgende vereffening is gebruik gemaakt van een reeds bestaand programmasysteem, genaamd OPERA. Dit programma is ontwikkeld in Duitsland onder leiding van prof. G. W. Hein en is in staat alle bovengenoemde waar nemingen te vereffenen. De verschillen tussen de uitgangscoördinaten van AREPO en de vereffende coördinaten van OPERA waren acceptabel klein. E. Hasenack PRECISIE EN BETROUWBAARHEID VAN EEN KALMAN FILTER Het volgende probleem wordt beschouwd: op ieder moment is de beschrijving van de toestand van een bepaald systeem, door middel van parameters, gewenst. Uitgaande van a priori kennis omtrent de (fysische) eigenschappen van het systeem (dynamisch model) kun nen uitspraken worden gedaan omtrent die toestand; bovendien worden waarnemingen verricht. Gezocht wordt nu naar een kleinste-kwadraten schatter voor de toestandparameters, waarbij dynamisch model en waarnemingsmodel worden gecombineerd. 354 NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 28