4- nen behalve de sensorfout diverse andere foutenbron nen aanwezig zijn. Geraadpleegde gebruikers en fabri kanten spreken van een grote reproduceerbare relatieve nauwkeurigheid, doch om de constructeur een voor spelling te verschaffen omtrent de te bereiken absolute nauwkeurigheid, is besloten een testmeting te verrich ten. Hierbij is van een bovengronds meetkanaal, zowel trigonometrisch als met een elektronische inclinometer de x, y en z, ofwel de driedimensionale, positie bepaald. In de te meten constructie zijn bewust potentiële fouten bronnen geïntroduceerd (hoofdstuk 10). Alvorens dieper op de testmeting in te gaan, is het ge wenst de elektronische inclinometer qua instrument en meetmethodiek nader te beschouwen. 2. Werkingsprincipe Bij de inclinometers worden een aantal methodieken toegepast. De voornaamste zijn het pendulum en de ver- snellingsopnemer. Een enkele fabrikant heeft het rek- strookje als werkingsprincipe. Bij alle methoden wordt de gravitatiekracht van de aarde als referentie benut. Pendulum principe (fig. 1) Loodstaaf A is vrij opgehangen. In ruststand zal deze nul aanwijzen. Indien sprake is van een scheefstand, zal de loodstaaf op de schaalverdeling een uitslag geven. Deze hoekverdraaiing wordt elektrisch gemeten door middel van een potentiometer. Opgemerkt dient te worden dat, indien de sensor niet evenwijdig aan de horizontale richting van de helling is opgesteld, dit een transversale kracht zal veroorzaken, die een zekere wrijving, dus meetfout, veroorzaakt. Dit geldt voornamelijk voor statische hoekmeting. Versneiiingsopnemer (fig. 2a en 2b) Het principe van de versneiiingsopnemer bestaat uit een kern die zich verplaatst ten opzichte van een spoel. De mate van verplaatsing van de kern in de spoel bepaalt de spanning. Deze uitgangsspanning is evenredig met de sinus van de ingenomen hoek. Bij scheefstand geldt: sin y x/g (g is een eenheid in de richting van de zwaarte kracht). Ook hier geldt, dat een transversale versnelling een miswijzing zal veroorzaken. Servo versneiiingsopnemer (fig. 3) Dit principe is erop gebaseerd, dat een massa verticaal wordt gehouden door middel van het aanwenden van een elektrische spanning. De aangewende stuurstroom bepaalt de uitgangsspanning die evenredig is met de sinus van de hoek. Dit type wordt meestal toegepast bij de mobiele inclinometer, omdat dit principe ook over een groter hoekbereik een hoge nauwkeurigheid houdt en omdat de sensor van een kleinere dimensie kan zijn. Rekstrookje principe In dit systeem is aan weerszijden van een pendulum een rekstrookje bevestigd. Het rekstrookje is een verfijnde uitgave van het draadrekstrookje. Het bevat overigens geen draden meer, maar bestaat uit een metaallaagje van minder dan 0,001 mm dikte, opgedampt op een kunststof folie. Wanneer het pendulum van stand wij zigt, nemen de rekstrookjes een vervorming aan. De mate van vervorming bepaalt de weerstand van een elektrisch signaal. Het signaal wordt, net als bij de andere typen, gerelateerd aan een sinuswaarde waaruit de zenithoek wordt verkregen. In het algemeen zullen de opnemers ook dynamische krachten (schokken, trillingen) registreren. Bij helling meting is men slechts geïnteresseerd in de momentane waarde, hetgeen kan worden bereikt door de pieken/ ruis uit te filteren, zodat alleen de gemiddelde spanning wordt doorgelaten. Niet alle typen inclinometers beschikken over een filter mogelijkheid, zodat in die gevallen slechts kan worden gemeten in zoveel mogelijk trillingsvrije omstandighe den. Bij lichte trillingen wordt het gemiddelde signaal uit gelezen. 3. Sensorgevoeligheid/nauwkeurigheid De sensorgevoeligheden zijn zeer hoog te noemen. De meest toegepaste servo inclinometer" heeft over het algemeen een oplossend vermogen in de orde van 0,001% van het schaal/hoekbereik. De nauwkeurigheid van de inclinometer (totale elektronika) tot een hoekbe reik van ongeveer 10 deg wordt gesteld op ongeveer 0,01 deg. Bij kalibraties zijn standaarddeviaties bereikt van 0,01 deg bij ongeveer 20 waarnemingen. Het hoekbereik wordt door de fabrikant afgesteld op een bepaalde waarde. Door het verwisselen van een weer stand kan het hoekbereik van de sensor worden gewij zigd, aldus kan een keuze worden gemaakt tussen 0 - 90 deg. Het is duidelijk dat de absolute nauwkeurigheid van de sensor afneemt naarmate een groter hoekbereik wordt gebruikt, omdat het oplossend vermogen gelijk blijft. Daar de sinus van de hoek als meeteenheid wordt gebruikt, zal de nauwkeurigheid evenredig zijn met de sinus van de ingenomen hoek. Daar de sinus van 0 tot 10 deg nagenoeg lineair toeneemt, is een schaal met een servoampl electronica output signaal motor loodstaaf verticaal Fig. 2b. 3— Fig. 2a. Fig. 1. 334 NGT GEODESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 8