de allernauwkeurigste apparatuur, methode en waar nemer. - De kromme nadert de as in het oneindige. - De oppervlakte tussen kromme en as is 1. Na het voorgaande kan nu de standaardafwijking in de ligging van een punt op de kaart worden toegelicht. Stel, dat van een gebied een groot aantal malen (bijvoor beeld 50 maal) met dezelfde methode een GBKN zou worden gemaakt, dan zal weer blijken, dat een spreiding in de resultaten optreedt. Van de ligging van ieder punt verkrijgen we 50 waarnemingen, die in feite combinaties van x en y coördinaten zijn. Deze 50 combinaties kunnen weer worden gerangschikt in klassen. De grafische voor stelling wordt nu verkregen door op een „dambord" kolommetjes op te richten, die op een bepaalde schaal de relatieve frequenties van de optredende combinaties voorstellen. In fig. 9 is het zgn. stereogram afgebeeld, dat een ruim telijk beeld geeft van de resultaten van het rangschikken van de 50 coördinatenparen van eenzelfde punt. In ana logie met het histogram uit het voorgaande kan van een stereogram worden gezegd: Een precieze werkwijze levert een steil stereogram op (weinig spreiding in de resultaten); een ingezakt stereo gram wijst op geringere precisie. Fig. 9. Zoals het histogram kon worden benaderd door de Gausskromme, kan het stereogram worden benaderd door een omwentelingslichaam, dat ontstaat door draai ing van de Gausskromme om zijn symmetrie-as. Op dit lichaam kan een cirkel worden aangewezen, waarop hol overgaat in bol, de zgn. buigcirkel. De straal van deze buigcirkel is de standaardafwijking in de ligging van af gebeelde punten op de kaart. In fig. 10 is het omwentelingslichaam afgesneden op een cylinder met een straal van tweemaal de standaardaf wijking; het gebogen oppervlak nadert het grondvlak in het oneindige. Fig. 10. 428 4. Produkteisen en economie In het algemeen kan men stellen dat elk produkt, bijvoor beeld kaarten, zo economisch mogelijk moet worden ge produceerd. Dat betekent, dat de eisen die de afnemer aan het produkt stelt, moeten worden vertaald in een vervaardigingswijze, die wel het gestelde doel bereikt, maar dat niet voorbijschiet. Zo moeten de nauwkeurig- heidseisen van de kaartgebruiker, dikwijls geformuleerd in diens eigen vakjargon, worden omgezet in landmeet kundige nauwkeurigheidseisen. De Commissie GBK heeft dit in 1973 gedaan voor de GBK, waarbij zij, zoals in hoofdstuk 1 is vermeld, moest ondervinden dat de respondenten van de enquête op dit stuk onduidelijk waren. De Commissie kwam tot de con clusie, dat „een standaardafwijking in de coördinaten van goed identificeerbare objecten ter grootte van 0,2 mm als maat voor de nauwkeurigheid aanvaardbaar was". Het verdere betoog zal dan ook steeds gaan over een kaart met een standaardafwijking van, kort gezegd, 0,2 mm. 5. Precisie op de kaart Een op de kaart afgebeeld punt heeft in alle richtingen de onzekerheid, die door de standaardafwijking wordt ge karakteriseerd. De aan de kaart te ontlenen afstand tus sen twee punten wordt op zijn beurt beïnvloed door de standaardafwijkingen van beide punten. Als de stan daardafwijkingen van de twee punten ct, en ct2 zijn, leert de theorie, dat de standaardafwijking van de afstand tus sen die twee punten is: o c,2 cr22 Het hanteren van deze formule zal hierna in een aantal voorbeelden worden toegelicht. 6. Voorbeelden Voorbeeld 1 Voor een kaart op de kaarteerschaal 1 2000 met een standaardafwijking 0,2 mm is de standaardafwijking in de afstand van twee punten, die uit de kaart foutloos wordt afgelezen: o j/ 0,22 0,22 0,283 mm; in werkelijkheid is dat 57 cm. De punten, waartusen de afstand wordt bepaald, behoren tot de oorspronkelijke inhoud; ze zijn niet later toegevoegd door de gebruiker. Het ontlenen van een maat aan een kaart (met een lineaal of met steekpasser en transversaalschaal) is echter op zichzelf ook weer een proces, dat bij herhaling een standaardafwijking blijkt te hebben. Uit onderzoekingen is gebleken, dat een niet al te ervaren tekenaar met een zeer goed biseau (meetlat met fijne verdeling) een standaardafwijking van 0,1 mm kan bereiken in het uitpassen van een maat van een kaart. Dit beïnvloedt het bovenstaande resultaat nog op de volgende wijze: o - 0,22 0,22 0,12 0,30 mm op de kaart; in werkelijkheid is dat 60 cm. Dat betekent: - Er is een grote kans (99,7%, dus bijna altijd), dat de aan de kaart ontleende maat ligt tussen of - 180 cm (driemaal de standaardafwijking) van de juiste maat, die met een uiterst precieze meetmethode in het terrein tussen die twee punten kan worden be paald. Omgekeerd zal het dus zo goed als nooit voor komen, dat de verschillen groter zijn dan 180 cm; de kans daarop is 0,3%. - Er is een kans van 95,4%, dat de verschillen liggen binnen de of - 120 cm (2 er). Verschillen groter NGT GE0DESIA 86

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 18