,sJ I p" 'r^~y-7-7-7-7j dan 120 cm blijven mogelijk met een kans van 4,6%. - Er is een kans van 68,2%, dat de verschillen liggen binnen de of - 60 cm (1 o). Verschillen groter dan 60 cm blijven mogelijk met een kans van 31,8%. Als men van mening is, dat de kans op een redelijk goed uitgepaste maat op deze manier te klein is, moet men besluiten een grotere kaarteerschaal te gebruiken. In de volgende tabel zijn voor a 0,3 mm op de kaart voor de kaartschalen 1 500, 1 1000 en 1 2000 de ver wachtingen samengevat van verschillen tussen uitge paste maat en gemeten maat ter grootte van 0,5, 1,0, 1,5, 2,0, 2,5 en 3,0 x de standaardafwijking. verwachting 1:500 1:1000 1 2000 in 1 O 38,2 30,0 0 - 7,5 cm 7,5 - 15,0 0 - 15 cm 15-30 0 30 30 cm - 60 Q 18 4 15,0 - 22,5 30 - 45 60 - 90 O 8,8 22.5 - 30,0 45 - 60 90 - 120 3,4 30,0 - 37,5 60 - 75 120 - 150 0,9 37,5 - 45,0 75 - 90 150 - 180 0,3 45,0 - meer 90 - meer 180 - meer Alle voorbeelden zijn afgestemd op de percentages 68,2%, 95,4% en 99,7%, omdat deze overeenstemmen met de voor dit soort beschouwingen gebruikelijke „eenmaal, tweemaal en driemaal de standaardafwij king". De kans, dat de uitgepaste maat binnen kleinere marges blijkt te kloppen, is echter ook bekend. Voorbeeld 2 In voorbeeld 1 werden afstanden uitgepast tussen pun ten op de GBKN, die tot de oorspronkelijke inhoud be hoorden. Het zal echter ook voorkomen, dat afstanden worden uitgepast tussen zo'n oorspronkelijk GBKN punt en een punt van een door een gebruiker toegevoegde in formatie. Het kaarteren van die toevoeging is eveneens een han deling, die bij herhaling variaties en dus een standaard afwijking vertoont. De standaardafwijking van het kaar teren mag worden gesteld op 0,1 mm. De ligging van punten op toegevoegde lijnen is zodoende niet alleen behept met de standaardafwijking van de GBKN punten (0,2 mm), maar ook nog met deze kaarteerstandaardaf- wijking (0,1 mm). Als men daarna maten gaat uitpassen tussen GBKN punten en toegevoegde punten (uitpas- standaardafwijking 0,1 mm), is het totale resultaat de volgende standaardafwijking in de uitgepaste maat: 0 f^22~T^2TT~Ö7\rT~ÖJ2 0,32 mm. Voorbeeld 3 Men wil een stuk hekwerk bestellen, dat moet passen tussen de hoeken A en B van de afgebeelde gebouwen, die behoren tot de oorspronkelijke inhoud van de GBKN (fig. 11). Door omstandigheden kan de afstand AB niet rechtstreeks met een meetband worden bepaald, maar moet men zich behelpen met de uitpassing van die af stand op de GBKN. De vervaardigingsschaal hiervan is 1 2000. Omdat men weet, dat de uitgepaste maten een standaardafwijking 0,3 mm 60 cm) hebben, en dus „onder de maat" kunnen zijn, wil men iets meer be stellen dan de uitpassing aangeeft. Hoeveel moet nu dit teveel zijn, als men tijdens het aan brengen geen risico wil lopen, dat er tekort blijkt te zijn? NGT GE0DESIA 86 A Er is een kans, dat de uitgepaste maat een waarneming uit de linkerzijde van het histogram is, d.w.z. dat deze maat een te kleine maat is. Uit de voorgaande beschou wingen blijkt, dat 99,7% van de waarnemingen zal lig gen tussen 3 or en - 3 o. In de twee staarten van het histogram valt in totaal dus 0,3%. De kans op waar nemingen in de linkerstaart is dus 0,15%, een verwaar loosbaar kleine kans. De uitgepaste maat zal daarom nauwelijks meer dan 3 o onder de juiste maat liggen; als 3 o meer wordt besteld dan de uitgepaste maat (d.w.z. 1,80 m), zit men bijna zeker boven de benodigde lengte (fig. 12). 0,15 3 cr- te bestellen maat moet in dit gebied vallen uitgepaste maat kan in dit gebied vallen Fig. 12. 7. Kaartcontrole Hoe krijgt men als gebruiker enig inzicht in de precisie van het geleverde produkt? Daartoe dient een aantal maten dat door uitpassing aan de kaart is ontleend, te worden nagemeten in het terrein. Dit aantal mag niet te klein zijn, want een te kleine steekproef levert geen be trouwbare gegevens op. Ook moeten de maten worden genomen tussen punten van de harde topografie, ten einde interpretatieverschillen te voorkomen. Het zal na de voorgaande beschouwingen en voorbeel den wel duidelijk zijn, dat zal blijken dat er tussen metin gen en uitpassingen verschillen zijn. Die verschillen moe ten statistisch worden geïnterpreteerd met behulp van de normale verdeling; deze geeft immers een bepaalde verwachting van waarnemingen. Een betere manier van kaartcontrole is van een aantal punten in het terrein de coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting te bepalen op een wijze, die onaf hankelijk is van de produktiemethode van de kaart (bij voorbeeld terrestrische controle bij fotogrammetrische vervaardiging). Deze coördinaten worden dan vergele ken met de coördinaten die zijn verkregen uit uitpassing van de kaart. Bij dit vergelijkingsproces speelt de com puter een grote rol. Het beoordelen van de uitkomsten van deze controles is een zaak, die met de nodige omzichtigheid moet gebeu ren, om te voorkomen dat een produkt ten onrechte wordt afgekeurd. Enkele gezegden over de statistiek mogen ons voorzich tig maken, haar lichtvaardig te gebruiken. ,,Statistik ist ein Spie/; hüte sich hinein zu sehn, wer nicht reinen Herzens ist". 429 Fig. 11.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1986 | | pagina 19