2. Alle bekende meetgegevens van perceel 1986 staan op de figuur
van vraag 1 vermeld.
Bepaal met controle de oppervlakte van dit perceel op grafisch-
numerieke wijze.
CIVIELE TECHNIEK Tijd: 100 min.
Kruispunten
1. Waarom dient een aansluiting of kruising (ongeveer) haaks te
zijn?
Licht dit toe o.a. door gebruik te maken van een schets van het
uitzicht dat een chauffeur heeft vanuit zijn vrachtwagen.
2. Waarom zal de vormgeving van een kruising o.a. afhankelijk
zijn van het al of niet aanwezig zijn van verkeerslichten?
Welke punten zullen verschillen in welke opzichten?
3. Wat is het verschil tussen een opstelstrook en een uitrijstrook?
Waaruit blijkt dit in de vormgeving? (Er zijn drie verschillen.)
4. Welke functies heeft een verkeersgeleider in de monding van
een aansluiting?
Welke stralen zal men toepassen als de aansluitende weg be
trekkelijk druk wordt bereden?
Waarvan zijn deze maten (of is deze maat) afhankelijk?
5. Maak een schets in goede verhoudingen van een aansluiting
als gevraagd in vraag 3. Gebruik voor de schets een heel blad
A4. Geef de belangrijkste maten.
Grondwerken
6. Waarom is het gebruik van zandzuigers, ook voor betrekkelijk
kleine werken, de laatste 20 jaar sterk toegenomen?
7. Gegeven:
S.m. mengsel 1,43 t/m3. Holle ruimte op het stort 37%.
Bereken de transportconcentratie en de schijnbare concentra
tie.
8. Voor het baggeren van welke grondsoorten is de baggermolen
ontworpen?
In welke gevallen zal men de voorkeur geven aan een bagger
molen boven een cutterzuiger?
Waarom zal men liever een cutterzuiger dan een baggermolen
inzetten voor bijvoorbeeld het baggeren van veen?
9. Waarom zal een baggermolen eigenlijk maar op één diepte ren
dabel kunnen werken? Waarom zal dat vooral het geval zijn als
zand wordt gebaggerd?
Licht dit toe met behulp van een schetsje.
10. Waarom zal men met de bodemzuiger in stilstaand water geen
vlakke bodem kunnen krijgen en met de cutterzuiger wel? In
welke opzichten verschilt de bodemzuiger in bouw dan ook van
de cutterzuiger?
Cultuurtechniek
11. Hoeveel is ongeveer gemiddeld het neerslagtekort in de groei
periode?
In welke maateenheid wordt dat gegeven?
Licht de mate van het tekort toe en de tijd wanneer dat tekort
er is met behulp van een grafiek van de neerslag en de verdam
ping verdeeld over het jaar.
12. Onder welke omstandigheden zal dit tekort geen invloed heb
ben op de teeltkeuze?
13. Waarom zal men op de hoge zandgronden tegenwoordig vrijer
zijn in de teeltkeuze?
14. Waarom worden veengronden in de polders vrijwel uitsluitend
als weiland gebruikt?
15. In welke omstandigheden zal men een samengestelde draine
ring toepassen?
Toelichten met enkele schetsen.
16. Wat verstaat men onder kwel? In welke omstandigheden zal
kwel een belangrijk deel zijn van het te verpompen water?
17. Waarom zal men in een polder met veel open water met een
kleiner gemaal kunnen volstaan dan in een even grote polder
met veel minder open water?
BEDRIJFSKUNDE Tijd: 100 min.
(gezamenlijk met MTS Breda)
NGT GEODESIA 86
Burgerlijk recht
1. a. Welke zaken zijn onroerend?
b. Wat is het belang van het onderscheid tussen roerend en
onroerend goed?
2. a. Waarom is het noodzakelijk dat er bij de overdracht van
registergoederen twee aktes worden opgemaakt?
b. Wat verstaan we onder registergoederen?
3. Aan welke vereisten moet zijn voldaan, wil levering eigendoms
overdracht ten gevolge hebben?
4. Wat wil zeggen: Bezit geldt als volkomen titel?
5. a. Geef een definitie van een erfdienstbaarheid.
b. Waarom is het recht van erfdienstbaarheid een zakelijk
recht?
c. Waarom is dit recht tevens een beperkt zakelijk recht?
d. Noem drie manieren waarop een erfdienstbaarheid teniet
gaat.
6. a. Wat houdt het recht van opstal in?
b. Wat houdt het recht van erfpacht in?
c. Geef enkele verschilpunten aan tussen beide rechten.
7. a. Wat verstaan we onder zekerheidsrechten?
b. Wat is het verschil tussen pand en hypotheek?
c. Welke hoofdregel geldt ten aanzien van de rangorde van
hypotheken?
d. Welke uitzondering is hierop?
e. Noem drie manieren waarop een hypotheek teniet kan
gaan.
Kadaster
8. Hoe wordt op een kadastraal plan aangegeven, wat tot één
perceel behoort?
9. Als een geheel kadastraal perceel is verkocht, wat moet er dan
gebeuren?
10. Welke functie vervult de hulpkaart?
11. Wat verstaat men onder:
a. Borderel.
b. Beginsel van specialiteit.
c. Delimitatie?
12. De heer Pietersen heeft in de kadastrale gemeente Utrecht:
a. perceel M1283 in volle eigendom,
b. perceel F2003 in erfpacht uitgegeven,
c. perceel A1088 gepacht.
Hoeveel leggerartikelen heeft de heer Pietersen in de kadastrale
gemeente Utrecht?
Motiveer je antwoord.
13. Welke gegevens zijn in het register 71 te vinden?
14. Als een huis openbaar wordt verkocht op grond van artikel
1223 BW, wat wordt daar dan mee bedoeld?
15. Als ik aan de schuldeiser het gehele bedrag van de hypotheek
geef, en hij bericht het hoofd van de afdeling BJZ dat de hypo
theek is afgelost, wordt deze hypotheek dan doorgehaald in de
hypothecaire boekhouding?
Verklaar je antwoord.
16. Waarom wordt door het Kadaster het AKR-systeem inge
voerd?
17. Het AKR-systeem bevat diverse subsystemen.
Noem er minstens vier en wat kan men met deze subsystemen
doen?
18. Over onroerend goed en over registergoederen wordt in het
BW en het NBW wel gesproken, niet over „vastgoed".
a. Wat verstaat men op dit moment in ons land onder vast
goed?
b. Geef een specifiek voorbeeld van een vastgoed.
c. Noem een andere term voor het begrip vastgoedelement.
VAKTEKENEN Tijd: 200 min.
De gemeente Arnhem gaat een nieuwe weg aanleggen van 12,00
m breed. Het tracé is zo gekozen, dat de nieuwe weg de bestaande
Veldweg met de bestaande Akkerweg gaat verbinden. Tevens zul
len beide bestaande wegen worden verbreed tot 12,00 m, terwijl de
gedeelten die niet in het nieuwe tracé zijn opgenomen, komen te
vervallen (fig. 1). De assen (middens) van de bestaande wegen zul
len samenvallen met de as van de nieuwe weg. De straal van de as
in de bocht is 20,00 m.
De eigenaren van de grond zijn bereid hun grond voor de aanleg
van de weg aan de gemeente te verkopen, mits de weggrenzen
17,50 m respectievelijk 25,00 m van de gebouwen af liggen, en wel
loodrecht vanaf de hoek van gebouw tot de weggrens.
Op fig. 2 staat het veldwerk van de oude situatie.
Maak op gewoon tekenpapier de kaartering en de constructie op
schaal 1 500.
Teken op transparant papier de gebouwen en de nieuwe weg met
een lijndikte van 0,40 mm en de oude situatie met een lijndikte
443