van een polygoon is. Daar worden de gegeven coördina ten ingetoetst, waarna het systeem een „alignment", dat wil zeggen een nauwkeurige oriëntatie van het plat form, uitvoert. Dit duurt ongeveer 20 minuten. Daarna kan op normale rijsnelheid langs de polygoon worden gereden. Om de 3 a 5 minuten moet worden gestopt voor een „Zero Velocity Update" (ZUPT) van 20 secon den. De gemeten snelheidsfouten worden geregistreerd. Op ieder meetpunt wordt de excentriciteit van het refe rentiepunt op het voertuig bepaald en ingetoetst; ver volgens wordt een „update" uitgevoerd, waarbij de „gemeten positie" en alle verdere gegevens worden ge registreerd, die voor de dataverwerking achteraf nodig zijn. Op deze manier wordt langs de hele polygoon gere den, waarbij zoveel mogelijk wordt getracht om ZUPT's te laten samenvallen met meetpunten. Na maximaal 2,5 a 3 uur moet weer een vast punt worden bereikt, waarop de polygoon wordt afgesloten met een „coordinate up date". De meting van de volgende polygoon wordt dan weer begonnen met een „alignment", waarna de bovengenoemde procedure zich herhaalt. Van de hier weergegeven procedure kan uiteraard ook worden afgeweken door bijvoorbeeld tussentijdse „coordinate updates" in te lassen, waardoor de controle van de polygoon wordt verstevigd. Het principe blijft echter altijd het meten van een polygoon tussen punten met bekende coördinaten. Door het heen en terug meten van polygonen kan de nauwkeurigheid in belang rijke mate worden verhoogd. In dat geval wordt op het keerpunt geen alignment, maar alleen een „coordinate update" uitgevoerd. Verwerken van de gegevens Tijdens de meting worden de volgende gegevens op band geregistreerd: a. Om de 10 seconden: - snelheid in noord-, oost- en hoogterichting; - tijd; - ongecorrigeerde geografische lengte, breedte en hoogte; - gecorrigeerde lengte, breedte en hoogte; - azimut, pitch en roll. b. Tijdens een ZUPT om de 0,6 seconden: - snelheid in noord-, oost- en hoogterichting; - tijd; - ongecorrigeerde lengte, breedte en hoogte. c. Bij een „update": - gecorrigeerde lengte, breedte en hoogte; - ongecorrigeerde lengte, breedte en hoogte; - tijd; - puntnummer, richting en afstand, zoals ingetoetst voor de excentriciteit. Gecorrigeerde lengte, breedte en hoogte worden verkre gen door de ruwe positie te corrigeren voor de invloed van de snelheidsfouten, zoals die zijn bepaald in de voor afgaande ZUPT's. De magneetbanden met deze gegevens worden 's avonds in een computer (bijvoorbeeld een HP-1000) in gelezen en verwerkt tot definitieve stationsposities. Meestal wordt de vereffening in de volgende twee stap pen gesplitst: - Internal adjustment: de „gemeten" snelheden wor den gecorrigeerd voor de snelheidsfouten, zoals die zijn bepaald tijdens de ZUPT's. - External adjustment: de resterende fouten (vooral veroorzaakt door drifts in de gyro's en de versnel lingsmeters) worden vereffend met behulp van de NGT GEODESIA 87 „coordinate updates" en heen en terug metingen. Het resultaat, de vereffende coördinaten (inclusief hoog ten), zijn na een paar uur beschikbaar. 4. Belangrijke randvoorwaarden voor een INS pro ject Het netwerk van beschikbare vaste punten moet van een zodanige dichtheid zijn, dat een polygoon altijd binnen 2,5 a 3 uur kan worden afgesloten. Bij heen en terug meting moet de totale tijd van vertrek van het uitgangspunt tot terugkeer binnen deze limiet liggen. Er moeten transportmiddelen met voldoende capaci teit qua ruimte en stroomverzorging ter beschikking staan, die geschikt zijn voor het werkterrein. In de meeste gevallen zullen dit terreinvoertuigen of heli kopters zijn. Voor nauwkeurige metingen moet ervoor worden zorggedragen, dat de polygoon zo recht mogelijk is. Een vuistregel zegt, dat de afwijkingen van de verbin dingslijn tussen begin- en eindpunt niet groter mogen zijn dan een derde van de totale afstand. In de prak tijk zal die eis heel moeilijk te vervullen zijn, maar men moet zich realiseren dat grotere afwijkingen de kan sen op grotere fouten verhogen. 5. Voorbeelden van praktische toepassingen a. Plaatsbepaling voor zwaartekrachtmetingen De traagheidsplaatsbepaling werd binnen de Shell onder andere toegepast voor twee campagnes van zwaarte krachtmetingen, de één in Libië in 1981, de andere in Tunesië in 1983. Het doel van beide campagnes was het bepalen van de zwaartekracht in een netwerk van lijnen met 2 km onderlinge afstand en met een meetpunt om de 500 m langs de lijnen. De plaatsbepaling zou worden uitgevoerd met een INS systeem, waar nodig aangevuld met conventionele polygoonmetingen; de zwaartekracht werd bepaald meteen La Coste/Romberg gravimeter. In beide gevallen werd de plaatsbepaling uitgevoerd door Nortech Surveys, Calgary, Canada. De toleranties voor de plaatsbepaling waren 30 cm stan daardafwijking voor het hoogteverschil van twee nabu rige punten van een polygoon en 1 1 000 voor de positie in het horizontale vlak. Het werkterrein in Libië lag in een afgelegen woestijnge bied en was grotendeels bezaaid met grote rotsblokken, die het rijden met een Landrover bijna onmogelijk maak ten (fig. 2). Toch was de auto het enige transportmiddel dat kon worden gebruikt. Het gebruik van helikopters werd door de Libische regering niet toegestaan. De ge middelde snelheid die kon worden behaald lag in het Fig. 2. Werkterrein Libië. 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 11