M i (A+b) i.(A-b) vpxi <v' c-vector die op alle posities een nul heeft, alleen bij de betreffende waarneming een één. Voor het opsporen van grove relatieve oriënteringsfou- ten of een hoogte-instellingsfout van het meetmerk kan een bijzondere alternatieve hypothese worden getoetst. Hierbij worden meerdere waarnemingen tegelijkertijd fout verondersteld en de corresponderende c-vector be vat meer dan één element ongelijk nul. De toegepaste c-vector bij het maken van een hoogte- instelfout kan worden afgeleid uit fig. 1, die is overgeno men uit [Ligterink, 1972], In deze figuur is P een model- punt dat moet worden aangemeten. De hoogte- instelfout is Ahm. Is P een natuurlijk punt, dan wordt het meetmerk geplaatst in M. Is P een geprikt punt in de linkerfoto, dan wordt het meetmerk in ML geplaatst en voor een punt geprikt in de rechterfoto, in MR. De fout in de x, y en z modelcoördinaten van punt P ten gevolge van een hoogte-instelfout kan nu worden uitgedrukt als: Axml AX1 MR II AhH (3) Als P een geprikt punt is in de linkerfoto kan de toetsing van de z-coördinaat voor punt P worden uitgevoerd met een c-vector die nullen bevat en volgens (3) de waarden: P _1 2 z 2 x bj -y_ voor de x, y, respectievelijk z-coördinaat van het punt. De bovenstaande toets voor de hoogte-instelling van het meetmerk wordt ter onderscheiding van de toets voor de enkele z-coördinaat in het vervolg aangeduid met wh. 219B Z\ 1260 2264 Fig. 7. Invloed van een hoogte-instelfout van het meetmerk in een stereomodel. In [Ligterink, 1972] zijn formules gegeven, die het effect beschrijven van een kleine verandering in één van de oriënteringselementen op de x, y, z modelcoördinaten. Deze formules zijn gebruikt voor het opstellen van c- vectoren voor het geval, dat wordt getoetst op grove in wendige of relatieve oriënteringsfouten. De volgende formules zijn toegepast voor de berekening van w-toetsgrootheden: wp O /N (cp>*(9ji) <- A (4) (5) met NP ^9ji' 'A GiD> 'g-ji' (cp> In (4) en (5) zijn: (g'i) matrix van gewichtscoëfficiënten van de geme ten modelcoördinaten (G'i) gewichtscoëfficiëntenmatrix van de vereffende waarnemingen °b wortel uit de variantiefactor e' correcties aan de waarnemingen. De toets bestaat uit: wP F, „0 1 Voor a0 0,1% en /?0 80% wP 5= 3,29 3.2. Interne en externe betrouwbaarheid De fouten Vx' in de waarnemingen, die nog net kunnen worden opgespoord met een kans van 80%, zijn de grenswaarden. Deze waarden worden als volgt bere kend: x Z-2. N Voor a0 0,1% en /?0 80% geldt: A0 17,1. De externe betrouwbaarheid beschrijft de invloed van een niet ontdekte fout ter grootte van de grenswaarde op het eindresultaat. De invloed van deze fout op de transformatieparameters wordt berekend met: (gaB)(ah(g..)(Vx E Dl p (6) De basisonafhankelijke betrouwbaarheid wordt vervol gens berekend met: (VY >*(gR„>(V ya) P p Ba p (7) De basisafhankelijke betrouwbaarheid wordt bepaald door toepassing van (6) op de modelcoördinaten waarin een fout is geïntroduceerd ter grootte van de grens waarde, of door de gehele absolute oriëntering te herha len met een geïntroduceerde fout ter grootte van de grenswaarde, en daarna het eindresultaat af te trekken van de uitkomsten van de absolute oriënterinq zonder fout. 4. Computerprogramma De gebruikte programmeertaal is BASIC. Met het programma kunnen de volgende berekeningen worden uitgevoerd: 1Berekening van de zeven transformatieparameters en correcties aan de waarnemingen volgens het tweede standaardvraagstuk. 2. Berekening van w-toetswaarden die voortvloeien uit een veronderstelde fout in: a. de geregistreerde x, y, z modelcoördinaten door toepassing van de conventionele alternatieve hy pothese. Deze waarden worden in het vervolg aangeduid met wx, wy, wz; NGT GEODESIA 87 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 17