b. de hoogte-instelling van het meetmerk door toe passing van een bijzondere alternatieve hypothe se. Deze w-toets grootheid wordt aangeduid met wh; c. de elementen van de relatieve oriëntering: bz', y"cu"k" d. de elementen van de inwendige oriëntering: cl, cr, Ax\, Ayl, Axr, Ayr. 3. Berekening van de grenswaarden voor de in punt 2 genoemde modelfouten. Voor de fotogrammetrische operateur zijn vooral van be lang de berekening van de zeven transformatiepara meters en de w-toetsgrootheden. Inwendige en uitwendige betrouwbaarheidsberekenin gen kunnen worden toegepast voor verkenningsbereke ningen, t.b.v. een vergelijking van resultaten met ver schillende fotoschaal, paspuntverdeling of aannames voor de standaardafwijking. 5. Experimenten Om het programma op zijn bruikbaarheid te toetsen, zijn enkele analytische absolute oriënteringen uitgevoerd. Hierbij zijn tijdens de meting fouten geïntroduceerd ter grootte van de tevoren berekende grenswaarden. Ver volgens is nagegaan of de geïntroduceerde fout met de w-toets kon worden opgespoord. De meetexperimenten zijn uitgevoerd met de Wild A10, waaraan een Tektronix 4052A is gekoppeld. De gegevens van de gebruikte luchtfotografie zijn: foto- schaal 1 6000; c 210 mm; langsoverlap 60%. De ge bruikte modelschaal is 1 3000. De voor de absolute oriëntering aan te meten punten zijn geprikte punten. De ligging en nummering van deze punten zijn gegeven in fig. 1De standaardafwijkingen die zijn ingevoerd ten be hoeve van het opstellen van de variantiematrix van de modelcoördinaten, bedragen: ax aY 4 micron op fotoschaal en erz 0,06%o van de vlieghoogte. De stan daardafwijkingen van de gegeven terreincoördinaten van de paspunten bedragen ax cry 3 micron op fotoschaal en az 0,04%o van de vlieghoogte. De „ter reincoördinaten" voor de paspunten zijn bepaald door een eerder uitgevoerde fotogrammetrische meting, waardoor instrumentele fouten van het fotogramme- trisch instrument kunnen worden verwaarloosd. Na uit voering van de inwendige en relatieve oriëntering zijn de vier in de hoeken van het stereomodel gelegen paspun ten aangemeten. Toepassing van het programma levert de grenswaarden. In dit geval zijn door de symmetrische ligging van de punten de grenswaarden gelijk. Voor één van de punten worden de grenswaarden gegeven in tabel 1. Punt: 2198 X y z Meter in terrein 0,14 0,14 0,52 Micron op fotoschaal 23 23 36 Tabel 1. Grenswaarden van de x, y, z modelcoördinaten. De berekende grenswaarden van de elementen van de relatieve oriëntering (behalve by") bedragen: Vk- 0,014 gr; Vw- 0,005 gr; V,,- 0,05 gr en Vbz' 0,10 mm. Experiment 1: Opsporing van een grove hoogte-instel- fout. Vier paspunten. Uitgevoerd is een analytische absolute oriëntering, 18 waarbij gebruik wordt gemaakt van de vier paspunten in de hoeken van het stereomodel in fig. 1. Bij het aan meten van het geprikte punt 1195 wordt een hoogtefout gemaakt van 0,20 mm op modelschaal. Deze fout cor respondeert met 0,60 m in het terrein en is groter dan de berekende grenswaarden in tabel 1. Door de hoogte- instelfout wordt (fig. 1) ook een fout in x- en y-richting gemaakt. De fout in y-richting bedraagt 0,08 mm op modelschaal. De aanmeting van de andere drie paspun ten is zo goed mogelijk uitgevoerd. De correcties aan de waarnemingen na de kleinste kwa draten vereffening worden gegeven in tabel 2, de bere kende w-toetswaarden in tabel 3. Punt cx (m) ey (m) t2 (m) 2198 0,08 0,08 -0,25 1195 -0,04 -0,15 0,25 1260 -0,06 .0,06 -0,20 2264 0,03 0,00 0,20 Tabel 2. Correcties aan de waarnemingen. Punt wx wy wz wh 2198 -4,62 -5,09 6,02 7,47 1195 2,38 8,61 -5,96 -10,61 1260 3,90 3,78 5,94 0,40 2264 -1,63 -0,08 6,02 - 2,58 Tabel 3. W-toetswaarden voor de x, y, z coördinaten en h. In dit voorbeeld is, in hoogte, één waarneming overtallig voor de bepaling van de modelkantelingen phi en ome ga. Het gevolg is, dat ongeveer gelijke waarden worden gevonden voor ez in tabel 2 en voor wz in tabel 3, en dat de fout gemaakt in punt 1195 niet kan worden opge spoord met deze waarden. De fout wordt echter wel aangewezen door de wh van punt 1195. Experiment 2: Opsporing van een grove fout in het rela tieve oriënteringselement y"Zes paspunten. Een grove fout in het oriënteringselement y" veroor zaakt een deformatie van het stereomodel, zoals aange geven in fig. 2. -j Fig. 2. Modeldeformatie in hoogte ten gevolge van grove y' fout. Bij het meetexperiment is na de inwendige en relatieve oriëntering een fout geïntroduceerd van 0,10 graden voor het oriënteringselement y"Deze fout is tweemaal groter dan de grenswaarde die van tevoren was bere kend. Na het aanmeten van de zes paspunten in fig. 1 is een analytische absolute oriëntering uitgevoerd. De resultaten van de toets op grove meetfouten zijn gege ven in de tabellen 4, 5 en 6. NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 18