X X X X X X X X X worden versterkt, en bij een beweging naar beneden worden verminderd. Het gemeten elektrische veld is dus evenredig aan de som van de zwaartekracht en de ver snelling van de lift. Situatie 4: Bij een horizontale verplaatsing van de kubus blijft de proefmassa achter. Door het opwekken van een elektrisch veld in horizontale richting is het echter weer mogelijk de proefmassa mee te voeren, dat wil zeggen ten opzichte van de kubus in rust te houden. De velden, die door beide paren condensatoren in horizontale rich ting worden opgewekt, zijn evenredig aan de noord zuid, repectievelijk de oost-west beweging van de kubus. Samenvattend kunnen we het volgende constateren: met het beschreven experiment is het mogelijk na af trek van het zwaartekrachtseffect de versnelling van de kubus in drie coördinaatrichtingen te meten. Eén keer integreren over de tijd levert snelheidsveranderingen, een tweede integratie de verplaatsing in x, y en z rich ting. Door het plaatsen van de kubus in een rijdend voer tuig lijkt het op deze manier mogelijk de drie coördinaat- verschillen tussen begin- en eindpunt van de rit te bepa len. Het experiment is echter gebaseerd op twee belangrijke veronderstellingen. Ten eerste is verondersteld, dat het mogelijk is de voertuigversnelling van het zwaarte krachtseffect te scheiden. Elk traagheidssysteem in ons geval de kubus met condensatoren en proefmassa - kan echter alleen de som van beide bijdragen meten. Om de bijdrage van de aardse aantrekkingskracht uit het meetsignaal te verwijderen, worden met behulp van een rekenmodel correcties aangebracht aan de metingen. Natuurlijk wordt met zo'n model, bijvoorbeeld een ellip- soïdische benadering van het aardse zwaartekrachts- veld, het werkelijke verloop van de zwaartekracht slechts benaderd beschreven. Het gevolg is, dat syste matische fouten optreden in de gecorrigeerde versnel lingen. De tweede veronderstelling is, dat de kubus evenwijdig in de ruimte wordt verplaatst. Is dat niet zo, dan zullen de bij de verticale richting behorende condensatoren een gedeelte van het horizontale effect mee meten, en andersom. Om dat te controleren, moeten de richtings veranderingen van het traagheidssysteem in de ruimte zeer nauwkeurig worden gemeten. Dit gebeurt met gy roscopen. Een volledig traagheidssysteem is dus opge bouwd uit de volgende basiselementen: - versnellingsmeters in de drie coördinaatrichtingen (bijvoorbeeld kubus met condensatoren en proef massa), - gyroscopen voor de drie richtingen, - een computer voor het uitvoeren van de dubbele inte gratie en de zwaartekrachtscorrecties en - een model van het aardse zwaartekrachtsveld. Versnellingsmeters en gyroscopen zijn samen gemon teerd op een platform. In de praktijk bestaat een drietal variaties op dit basis systeem. Ten eerste kan men het platform met het voer tuig verbinden. Een dergelijk systeem heet strapped down". Hierbij staan de versnellingsmeters voortdurend bloot aan richtingsveranderingen, welke door de gyros copen moeten worden gemeten. Daarom zijn gyrosco pen vereist met een zeer hoge precisie en een groot meetbereik, te zamen met een bijzonder krachtige com puter, die direct de richtingsveranderingen omzet in NGT GEODESIA 87 correcties aan de gemeten versnellingen. „Strapped down" systemen zijn momenteel nog niet beschikbaar met geodetische precisie, maar men heeft grote ver wachtingen van dit type traagheidsmeetsystemen voor de toekomst. Systemen waarbij de beweging van het voertuig zoveel mogelijk van het meetplatform wordt geïsoleerd, zijn in de praktijk meer gebruikelijk. Dit gebeurt met behulp van een cardanische ophanging („gimbals"). In dit geval wordt het meetplatform inderdaad tijdens het rijden evenwijdig in de ruimte verplaatst, net zoals in het voor beeld. Men kan echter nooit voorkomen, dat door wrij vingseffecten kleine richtingsveranderingen optreden. Deze worden door de gyroscopen gemeten en door mid del van zeer nauwkeurige servomotoren („torquers") bijgesteld. Systemen van dit type worden ,,space stable" genoemd. Tenslotte bestaat er nog een variant op het laatstge noemde type: de zgn. local-level" systemen. Hierbij wordt door middel van de motoren het meetplatform steeds horizontaal („level") gehouden met de x-as rich ting noorden. Het systeem volgt op grond van een model de kromming van de aarde. Het is duidelijk, dat voor de gebruikelijke afstanden van bijvoorbeeld 20 of 50 kilometer, de oriëntering van een local-level" systeem zo weinig verandert, dat het bijna overeenkomt met een „space-stable" systeem. Een samenvatting van de ken merken van de traagheidsmeetsystemen is gegeven in tabel 1 strapped down space stable local level accelerometers gyros gimbals torquers X Tabel 1. Kenmerken van de drie typen traagheidsnavigatiesyste men. Er bestaan zowel „space-stable" als „local-level" syste men voor de geodetische praktijk [Hug, 1987], Wij moe ten echter constateren, dat geen van deze systemen zonder toepassing van kunstgrepen de in de landmeet kunde gebruikelijke nauwkeurigheden zou bereiken. De belangrijkste reden hiervoor is het optreden van syste matische fouten die zijn veroorzaakt door onvolkomen heden in de meetsensoren en het gebruikte zwaarte krachtsmodel. De grootte van deze systematische fou ten loopt tijdens het integratieproces op. Laten wij het foutengedrag eens nader bekijken. Stel, we werken in een lokaal coördinatenstelsel met de x-as rich ting noorden, de y-as richting oosten en de z-as verticaal naar boven. Men kan laten zien, zie bijvoorbeeld [Rum- mei, 1986], dat coördinaatfouten Zlx, Zly en Az van een space-stable systeem (en dus ook ongeveer van een local-level systeem) in eerste benadering kunnen worden 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 3