A -1- Ay y Ay fy ny2 Conclusies traagheidsplaatsbepaling één meetproces levert veel punten zelfgenoegzaam Ax, Ay. Az en zwaartekrachtinformatie aanschafkosten voorbereiding meting --- V beschreven door de drie onafhankelijke differentiaalver gelijkingen: Ax Ax fx r x Az - 2 - Az f2 r met g de zwaartekracht, r de voerstraal van de aar de en de stoorversnellingen fx, fv en f2. Voor het meest simpele ongestoorde geval (fx fy fz 0) is de op lossing: AXn zlx(t) Ax0 cos nt sin nt zly0 zly(t) A\q cos nt sin nt Zlz(t) Az0 cosh nj/2 t ^^sinh n]/2 t Daarbij zijn zlx0, Zly0, Az0 en Ax0, Ay0 en Az0 de coör dinaat-, respectievelijk de snelheidsfouten in het begin punt van de meting. We zien, dat de fouten in horizon tale richting (x en y) zich periodiek voortplanten met een periode van n j/g7rdat wil zeggen de fout blijft be grensd. In verticale richting neemt de fout echter zonder begrenzing exponentieel toe. De periode n j/g/r is ongeveer 84 minuten; dit wordt de Schuier periode ge noemd, maar hij was eigenlijk al door Kepler gevonden. Zoals gezegd worden deze fouten veel te groot voor landmeetkundige toepassingen. Om de traagheidsmeet methode alsnog toepasbaar te maken, worden volgens goede landmeetkundige traditie controles ingebouwd in de meetopzet. Als controle kunnen bijvoorbeeld reeds bekende coördinaten van punten of kruispunten van meetlijnen worden gebruikt. De meest eenvoudige en gebruikelijke controle is echter de zogenaamde „zero velocity up-date" (ZUPT). Tijdens de ZUPT, om de paar kilometer in een meetlijn, wordt het voertuig met meet apparatuur tot stilstand gebracht. De dan in het x, y en z kanaal van het systeem gemeten snelheden moeten het gevolg zijn van systematische fouten. In fig. 2 zijn de uit alle ZUPT's van een meetlijn ontstane curves van de snelheidsfouten in N-Z, O-W en verticale richting te zien. Het boven beschreven periodieke (periode 84 minuten), respectievelijk exponentiële gedrag komt duidelijk naar voren. Door nu deze empirisch gevonden krommen met een eenvoudige wiskundige functie te beschrijven en deze laatste een keer over de tijd te integreren, verkrijgen we coördinaatcorrecties, welke de hoofdbestanddelen van de systematische fouten wegwerken. Betere vereffe ningsprocedures vereisen een dieper inzicht in het dyna mische gedrag van de traagheidsmeetsystemen. m/s m/s Met traagheidsplaatsbepaling worden heden ten dage relatieve nauwkeurigheden van 10-4 a 10-5 bereikt, dat wil zeggen 10 cm over afstanden van 1 tot 10 kilometer. Samenvattend kunnen we aan de positieve kant opmer ken, dat traagheidsplaatsbepaling snel een grote hoe veelheid punten in een meetproject oplevert en dat naast coördinaatverschillen, op alle ZUPT-posities, ook zwaar tekrachtsinformatie beschikbaar komt, hoewel deze van beperkte kwaliteit is. Bovendien werkt de traagheids- meetapparatuur als „stand-alone" systeem en is dus zelfgenoegzaam, en kan daarom onder meer ook in tun nels, pijpleidingen, gebouwen of onder water worden ingezet. De enorm hoge aanschafkosten vormen echter een probleem. In tabel 2 zijn deze bevindingen samen gevat. Tabel 2. Plus- en minpunten traagheidsplaatsbepaling. Plaatsbepaling met GPS Ook het principe van plaatsbepaling met het Global Posi tioning System (GPS) kan het gemakkelijkst met een voorbeeld, overgenomen van [Spilker, 1978], worden uitgelegd. Stel, er is een kunstmaan die om de aarde draait. De kunstmaan is uitgerust met een aanwijspa- neel, waarop op elk tijdstip de positie, dat wil zeggen de x, y en z coördinaten, in een aardvast geocentrisch coör dinatenstelsel is te zien. Verder bezit de satelliet een nauwkeurige klok. De tijd is ook op het paneel te zien. We veronderstellen, dat het mogelijk is vanuit een punt op aarde het aanwijspaneel op de satelliet te fotografe ren. De camera wordt eveneens verbonden met een nauwkeurige klok. Op elke opname zijn dus te zien: drie satellietcoördinaten, de satelliettijd en de cameratijd. Satelliet- en cameratijd zullen ongeveer 0,1 seconde ver schillen. Dit verschil, t, geeft de looptijd van het licht m/s ■ii .411? 30? .208 .107 .006, O? *0 T 01 C fO 10 0. UO 0) C\ 'O T t o\ t o» ii n n rj rj o Oost-West .05 3 .0 2? 0 0 5 020 .04 4 v to u.1 t r«4 o f.o 'c f- U") 10 (l\ •o T t «7» t cn n oo n <\j rvj o .795 5 5 3 .421 2 7 9 1 36 .00 6 s Noord-Zuid s Hoogte Fig. 2. Zero velocities in de drie componenten van een meetlijn. 4 NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 4