V Ontvangen verplaatst - *4 30 cm wordt aangeduid als een (licht)nanoseconde. In het vakjargon bestaat de neiging om het voorvoegsel „licht" weg te laten. Men spreekt dan ook van een pulslengte van 300 meter en kan evenzo zeggen, dat de lengte van de gemiddelde Nederlander steeds dichter bij de 6 nanoseconden komt, of dat een klok 10 meter per dag vóór loopt! Voor een goed begrip van GPS is het uitermate belangrijk, dat men volkomen vertrouwd is met dit taalgebruik. Klokken Om tijdmetingen te kunnen verrichten, zijn klokken no dig en het is nuttig hier wat meer in detail bij stil te staan. In principe kan iedere periodieke beweging als klok wor den gebruikt, mits er een tel-mogelijkheid aan is ver bonden. Uit het dagelijks leven zijn we (nog!) vertrouwd met het slingeruurwerk. Het verstrijken van de tijd wordt ge meten door het tellen van het aantal perioden van de slinger. Voor een beter begrip van hetgeen volgt, is het nuttig erop te wijzen dat die periode niet noodzakelijk één seconde behoeft te zijn en dat ook fracties van een periode de fase kunnen worden gemeten. Zo kan het doorlopen van de middenstand naar rechts als de nulstand worden gedefinieerd. De maximale uitwijking naar rechts wordt dan periode (fase 90°), die naar links periode (270°), enz. Een ander voorbeeld van een periodieke beweging is de 50 Hertz wisselspanning van het elektriciteitsnet, die bijvoorbeeld in ouderwetse stationsklokken wordt gebruikt. Voor deze beide typen klokken is een nauwkeurigheid van één minuut per week een redelijke aanname en daar er ongeveer 10 000 minu ten in een week zitten, wordt dit aangeduid als 1 104. Het digitale kwartshorloge gebruikt een soortgelijke pe riodieke beweging als de netspanning, maar de nauw keurigheid is veel groter en wel ongeveer één seconde per tien dagen, ofwel 1 10®. In GPS ontvangers worden kwartsoscillatoren met een frequentie van 5 MHz vaak als klok gebruikt. Door deze zorgvuldig op een constante temperatuur te houden, be reikt men nauwkeurigheden van 1 109 en beter; dat is één seconde per dertig jaar! Bij deze bedragen heeft het reeds zin om te spreken van bijvoorbeeld 1 km/uur. De satellieten zelf gebruiken atoomklokken, zoals een Cesium standaard, die een natuurlijke frequentie gene reert van ongeveer 9 GHz. Onder constante magnetische invloeden en temperatuur wordt 3 op 1013 bereikt. Omdat deze klokfout bij het GPS systeem iedere dag voor 24 uur wordt voorspeld en zich bovendien als een afstandfout manifesteert, zal het duidelijk zijn dat het veel illustratiever is om te spreken van een nauwkeurigheid van 8 meter per dag dan van 10,8 seconden per miljoen jaar! Een ontvangen draaggolf van radiocommunicatie kan ook als klok worden gebruikt, dus bijvoorbeeld de draag golf met 1,5 GHz frequentie 20 cm golflengte die door GPS satellieten wordt uitgezonden. Door faseme tingen kunnen zelfs fracties van een periode worden be paald. Dit is in feite de methode die wordt gebruikt om met GPS geodetische nauwkeurigheden te bereiken. Fasemetingen We hebben gezien dat de resolutie van C/A-code pseudo-afstanden iets beter is dan tien meter en van P- code afstanden ongeveer één meter. Voor geodetische toepassingen wordt echter gestreefd naar centimeter nauwkeurigheid. Deze kan in principe worden bereikt Hef. signaal Fig. 4. Bij relatieve verplaatsing van zender en ontvanger wijzigt zich de faserelatie tussen ontvangen en interne sinusgo/f. door fasemetingen te verrichten op de draaggolf. Figuur 4 verduidelijkt dit. De bovenste lijn laat zien, dat een door de satelliet SV uitgezonden draaggolf wordt ont vangen door een waarnemer W. Deze waarnemer be schikt over een frequentiegenerator. Als deze frequentie volledig identiek is aan de door de satelliet uitgezonden frequentie en hun onderlinge positie blijft gelijk, dan zullen de twee golven in fase blijven. Verplaatst de waarnemer zich een halve golflengte (bij GPS ongeveer 10 cm), dan verandert het faseverschil 180°. Als de 360° wordt overschreden, moeten hele perioden worden geteld; men spreekt dan van geïnte greerde of complete fasemeting. Dit stelt ons in staat de wijziging in afstand tussen satelliet en waarnemer heel nauwkeurig te meten en is vrijwel hetzelfde als het doen van Doppler-verschuivingswaarnemingen. Immers als we met een bootje „tegen de golven in" gaan, dan me ten we per tijdseenheid meer toppen en dus een hogere frequentie. Gaan we met de golven mee, dan kunnen we zelfs op een golftop mee „surfen" en een frequentie ge lijk aan nul waarnemen, maar dan moet wel met de snel heid van het licht worden gesurft! In de geodetische praktijk zal de waarnemer stilstaan en de satelliet zich ten opzichte van de aarde bewegen. De wijziging in het aantal ontvangen perioden per tijdseenheid vormt een meting van de wijziging in de afstand. Frequert tiefo uten Staan beide componenten stil, dan kan zich toch een faseverandering voordoen, namelijk als de klokken niet met dezelfde frequentie lopen. Het lijkt dan alsof de af- KLOKFOUT A t.O.V. B Via radio-draaggolf Afstand A-B - 200 km DRIFT - 19 n/dag Klokfout (meters) (1 nanosec - 0,3 f? III 207 200 209 Dag nummer Fig. 5. De verschillen tussen twee Cesium klokken op kuststations van een radionavigatiesysteem zijn elk uur gemeten. De grafiek toont een drift van 7,5 op 1013. 44 NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 4