dinaten van stations waar ooit Doppler- of satellietlaser- metingen plaatsvonden, de zogenaamde ruimtestations, op te nemen in de buffermatrix. Op een centraal reken centrum voor RETrig is dit München worden de buffermatrices van de verschillende landen gecombi neerd en wordt de uiteindelijke oplossing van de ge meenschappelijke onbekenden berekend. Daarna kan ieder land de coördinaten van de overige, niet-gemeen- schappelijke, punten berekenen. Deze procedure, waar bij gebruik wordt gemaakt van een stapsgewijze bereke ning met behulp van buffermatrices, staat bekend onder de naam Helmert/Wolf Blocking. In dit artikel wordt beknopt aangegeven hoe de opzet van de ASTRID-software er uitziet en welke mogelijk heden het programma kent in het licht van de van Nederland gevraagde bijdrage aan RETrig. Algemene beschrijving ASTRID Het programmasysteem gaat uit van naar een omwente lingsellipsoïde gereduceerde waarnemingen voor richtin gen, azimuts en afstanden; eventuele correcties voor meteo, hoogte boven de ellipsoïde, overbrenging naar het centrum en dergelijke moeten dus in een voorpro gramma zijn aangebracht. Als „waarnemingen" kunnen bovendien nog gegeven coördinaten optreden, bijvoor beeld uit satelliet Doppler metingen. Deze vier soorten waarnemingen worden door ASTRID in een ellipsoïdisch rekenmodel vereffend volgens de methode der kleinste kwadraten, onder gebruikmaking van de toetsings- en betrouwbaarheidstheorieën ontwik keld door professor Baarda. De software is dan ook ge baseerd op het SCAN-II programmasysteem, dat is ont wikkeld door J. J. Kok aan de Faculteit der Geodesie van de TU Delft [Brouwer et al., 1982]. Het programmapakket is modulair opgebouwd en omvat drie delen: 1. De invoermoduie, ten behoeve van de voorbereiden de berekeningen zoals het tellen van waarnemingen en onbekenden, het opstellen van de correctieverge lijkingen en het bepalen van de pseudo-nulgroot- heden C-O. 2. De vereffeningsmodule, waarin o.a. de kleinste kwa- dratenoplossing wordt berekend; dit is momenteel re lease 3 van de module PAR002 uit SCAN-II. 3. De uitvoermoduiewelke een overzichtelijke uitvoer van alle relevante gegevens verzorgt. Met ASTRID kunnen zowel vereffenings- als verken ningsberekeningen worden uitgevoerd met op het ogenblik een maximum van 1300 waarnemingen en 1000 onbekenden. Op het moment echter dat release 4 van PAR002, die ongeveer vijfmaal sneller rekent dan release 3, is geïmplementeerd, kan dit gemakkelijk wor den uitgebreid tot enige duizenden waarnemingen. ASTRID is geschreven in standaard FORTRAN-77 en draait bij de afdeling Rijksdriehoeksmeting op de cen trale VAX/ll-785 cluster. Afgezien van het centrale vereffeningsgedeelte verdie nen twee rekenonderdelen de aandacht, te weten de berekening van het tweede hoofdvraagstuk voor het be palen van de lengte en azimut van een geodetische lijn en, als tweede, de benodigde formules voor de correc tievergelijkingen. Beide zullen in de nu volgende hoofd stukken aan de orde komen. Het twqede hoofdvraagstuk der geodesie Er zijn velerlei methoden voor het berekenen van het tweede hoofdvraagstuk. Strikt genomen is de oplossing alleen via een iteratief proces te bepalen: uitgaande van een benaderd azimut wordt het eerste hoofdvraagstuk zo vaak berekend totdat de benadering voldoende goed blijkt. De hier gebruikte aanpak volgt de methode ont wikkeld door [De Kruif, 1967] en is gebaseerd op het simultaan oplossen van drie differentiaalvergelijkingen; er zijn immers vier relevante variabelen (geografische lengte A en breedte cp, azimut A en afstand S), waarvan er één als onafhankelijke variabele dient te worden geko zen. Aangezien in begin- en eindpunt P en Q van de geo detische lijn slechts cp en A bekend zijn, wordt dit öf dep öf dA (fig. 2). Fig. 2. Integratie langs een geodetische lijn. We vinden dan de volgende stelsels: dA dA dS dep dA dS tg A (V2cos cp) dep tg <p-tg A V2 dep c (V3cos A) dep V2 cos cp tg A dA sin cp dA c-cos cp (V-sin A) dA (1) (2) Met: V c a2/b ]/l e'2cos2 ep a'2 - a' - b2 b2 waarbij a en b respectievelijk de halve lange en korte as van de ellipsoïde zijn. De keuze tussen (1) en (2) hangt af van het azimut van PQ. Als A 0 dan is (2) slecht geconditioneerd; en als A~ Vz n, is (1) slecht geconditioneerd. Een grensgeval is als tgA (V2-cos cp) 1. Als A dus kleiner is dan arctg (V2 cos cp) gebruiken we (1), anders (2). De startwaarde voor A vinden we door de, ellipsoïdische coördinaten als bolcoördinaten te beschouwen: sin (Aq-AP) Apq arctg tg cpQ-cos cpP - sin cpP cos (AQ-AP) Met dit azimut als eerste benadering kan het stelsel diffe rentiaalvergelijkingen numeriek worden opgelost met NGT GEODESIA 87 139

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 11