allereerst om de metingen waarmee de kaart is gemaakt, maar evengoed gaat het om de metingen die later wor den verricht voor het bijhouden of toevoegen van infor matie. Op de kaart worden de grondslagelementen aan gegeven door cirkeltjes met een doorsnede van 1,8 mm en een lijndikte van 0,35 mm. Voor een goed beheer van de precisie en betrouwbaar heid van de meetkundige informatie moet allereerst dui delijk zijn wat de gewenste precisie en betrouwbaarheid zijn. Daartoe moeten normen worden gesteld aan de meetkundige informatie in termen van bijvoorbeeld de toleranties in de lokale en de regionale precisie van harde en zachte topografie en van grondslagelementen. De termen harde en zachte topografie moeten dan eendui dig zijn gedefinieerd in de hierboven omschreven termen idealisatie, identificeerbaarheid en stabiliteit. Uitvoeren van controlemetingen Een methode voor het beheersen van de meetkundige kwaliteit is het uitvoeren van steekproefsgewijze terres- trische opmetingen door middel van voerstraalmetingen. Op een aantal standplaatsen worden afstanden en rich tingen gemeten naar geselecteerde punten van de figu ratie, die op de kaart(en) staat. Een andere methode is het aanmeten van een aantal geselecteerde punten op de traditionele wijze met meetlijnen. De standplaatsen of meetlijnen worden zo uitgekozen, dat de geselecteerde punten een aselecte steekproef vormen. De metingen worden met behulp van het Systeem Detailmeting '76 verwerkt. Het resultaat is een bestand coördinaten van de geselecteerde punten met bij elk punt een kenmerk, dat de idealisatieprecisie van het punt beschrijft. De coördinaten zijn al dan niet opgenomen in het coördi- Gebruik van kaartconversie en grondslagelementen avant la lettre. 132 natenstelsel van de Rijksdriehoeksmeting, afhankelijk van het feit of de standplaatsen of meetlijnen in de grondslag zijn ingemeten of niet. Welke punten en hoe veel punten moeten worden geselecteerd, is het vragen naar de goede opzet van een steekproef. Hierop wordt nu niet verder ingegaan, maar het is duidelijk dat de risi co's van fouten van de eerste en de tweede soort hier een essentiële rol spelen. De directie Landmeetkunde en Kartografie ontwikkelt op dit moment in samenwerking met de afdeling Automati sering van het Kadaster een geautomatiseerd systeem op de microVAX II voor het beoordelen van de verschil len tussen de terrestrisch ingewonnen coördinaten en de figuratie op de kaart. Als met digitale bestanden wordt gewerkt, wordt ook gebruik gemaakt van een IGOS- werkstation. In de hierna volgende hoofdstukken staat een beknopte beschrijving van dit systeem, dat de naam „Systeem Kaartverificatie" heeft meegekregen. Opzet van het Systeem Kaartverificatie Zoals elk systeem kent het Systeem Kaartverificatie een invoergedeelte, een verwerkingsgedeelte, een opslag gedeelte en een uitvoergedeelte. Eerst zullen de invoer en de uitvoer worden behandeld, daarna volgt een be schrijving van de verwerking en de opslag. a. Invoer De invoer die het verwerkingsgedeelte nodig heeft, be staat in essentie uit twee verzamelingen coördinaten, die betrekking hebben op dezelfde puntenverzameling. Aan de coördinaten zijn attributen toegevoegd, die informa tie geven over de hoedanigheid en de kwaliteit van de coördinaten. Ter identificatie van de punten wordt een kaart deel van de opmetingen en kaarteringen in 1937 in Oosterbeek. NGT GEODESIA 87 veldwerk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 4