H-GK) §i van de onderscheiden coördinaten, zoals die door het systeem zijn berekend of door de gebruiker zijn opge geven. In de vereffening is de covariantiematrix daarom geen eenheidsmatrix en kunnen de correctievergelij kingen in het tweede standaardvraagstuk niet lineair worden gehouden. Voor de gelineariseerde vergelijkingen zijn benaderde waarden van de transformatieparameters nodig. Deze worden verkregen door een overbepaalde gelijkvormig heidstransformatie uit te voeren met een covariantie matrix die een eenheidsmatrix is. Voor de puntobjecten zijn de correctievergelijkingen bij deze benaderde transformatie lineair. Het zijn de beken de formules van de overbepaalde gelijkvormigheids transformatie, zoals die bijvoorbeeld in de [HTW 1956, p. 104], zijn vermeld. Ook voor lijnobjecten blijken de correctievergelijkingen bij de benaderde transformatie lineair te kunnen worden gehouden. In de eigenlijke ver effening, waar de covariantiematrix niet een eenheids matrix is, voert het systeem iteraties uit voor zover dat nodig is. Het probeert zo veel mogelijk zelf eventuele fouten te verwijderen op grond van globale toetsingen en op grond van berekende w-grootheden. Na het uit voeren van de toets op de lokale precisie kan het systeem, als dat gewenst is, ook nog een toets op de absolute precisie uitvoeren. Dat wordt gedaan door de ingevoerde veldcoördinaten en kaartcoördinaten recht streeks met elkaar te vergelijken en een F-toets uit te voeren. d. Opslag De ingevoerde coördinaten en algemene gegevens wor- De aansluiting bestaat uit het bepalen van de benaderde waar den en het daarna uitvoeren van de eigenlijke vereffening. Op grond van formules, die door ir. L. Schipper in 1981 zijn af geleid, is het volgende vereffeningsmodel (tweede standaard vraagstuk) opgesteld: A coëfficiëntenmatrix y parametervector x vector van waarnemingen e vector van correcties De matrix A en de vectoren x en e zijn onderverdeeld in een deel voor de puntobjecten (p) en een deel voor de lijnobjecten (I). De theorie van de kleinste kwadratenvereffening is beschreven in [Mikhail, 1976], Hier is echter zo veel mogelijk de notatiewijze van de TU Delft gehanteerd [POM, 1986, deel II, paragraaf 61. Onderstreepte variabelen zijn daarbij stochastische grootheden. Voor het bepalen van de benaderde waarden van de transfor matieparameters zijn de matrix A en de vectoren y en x als volgt ingevuld: Api Mj, Y|, 1. 0 Api+1 -Vj, Uj, 0, 1 A'i1 Uj (y1j-y2j) - Vj (xlj x2j) Sj J/ 1 Al i,2 - Vj (ylj y2j) Uj (x1j-x2j) Sj Al j.3 ylj y2j Sj Ai (xlj x2; Sj 1.4 J 1 -J (*lj-><2j)2 <Ylj-y2j)2 *Pi Xj "Pi 1 Yj -'j - xlj y2j x2j ylj §j y p, q, c-|, c2 Hierbij geldt: i 2k - 1 1 k n i, n, k c N 1 j m j, m t N n geeft het aantal puntobjecten en m geeft het aantal lijn objecten. Uj Vj zijn de x- en y-veldcoördinaat van het i-de puntobject. Xj Vj zijn de x- en y-kaartcoördinaat van het i-de puntobject. Uj Vj zijn de x- en y-veldcoördinaat van het j-de lijnobject. *lj - Ylj*2j y2j zijn de kaartcoördinaten van de beide punten die samen het lijnobject vormen. §j is de afstand tussen de beide punten van het lijnobject op de kaart. p, q, c-| en zijn de vier transformatieparameters van de gelijkvormigheidstransformatie. Dat dit model niet geschikt is voor de eigenlijke vereffening, blijkt uit het feit, dat de coëfficiënten in de matrix A stochasti sche grootheden zijn. Het model kan geen rekening houden met de covariantiematrix van deze stochastische grootheden. De oplossing met behulp van de kleinste kwadraten van dit model levert de benaderde parameters p, q, c-| en op: y AlA 1 Al x In de eigenlijke vereffening wordt de lengte-eenheid bekend verondersteld en worden alleen een translatie (de parameters c-] en C2> en een rotatie (de parameter co) geschat. In het gelineariseerde vereffeningsmodel worden de differentië le parameters rik^, dc^ en geschat. Als benaderde waarden van de eigenlijke parameters worden gebruikt: C1 <=1 c2 c2 co arctan (-q/p) kn;k 0 1A 2 A Omdat de lengte-eenheid bekend wordt verondersteld, is A 1. Als uit de bepaling van de benaderde waarden is gebleken, dat A sterk van één afwijkt, wordt voor A die waarde genomen. Voor het uitvoeren van de eigenlijke vereffening zijn de matrix A en de vectoren y en x als volgt ingevuld: Ap 1, 0, - AUj sin co Avj cos co A„ 0, 1, - Au; cos co - Av; sin co Pi 1 1 Aijj vij-v2j sj Ai - x1j-x2: Sj j,2 1 J 1 A|. - Auj sin co Avj cos co) (ylj - y2j) (Auj cos co Avj sin co) (x1j - x2j) Sj Sj (x1j-x2j)2 (y1j-y2j)2 Y dct dc2 De elementen van de vector x zijn in dit vereffeningsmodel precies het tegengestelde van de elementen in de vector e, die in het model van de benaderde aansluiting wordt bere kend. Als covariantiematrix wordt een diagonaalmatrix gebruikt. Op elk hoofddiagonaalelement staat de variantie van het betreffen de punt- of lijnobject, zoals die door het systeem is berekend of door de gebruiker is opgegeven. De oplossing met behulp van de kleinste kwadraten van dit model levert de parameters dc^, dC2 en dco op. y AlG~1A )~1 A'G-1^ G is de covariantiematrix van x. De toetsing vindt plaats met behulp van de elementen van de vector e die wordt berekend uit: e A y - x 134 Het vereffeningsmodel. NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 6