De P3 is een gestripte analytische plotter, en wordt gepropageerd als vervanger van analoge instrumenten. Reslutaat van het strippen: Het instrument kent geen basis binnen/buiten. Voor een nieuw model moet er dus telkens een foto van positie worden verwis seld, en een nieuwe worden ingelegd, met als besparing kortere assen en een eenvoudiger optiek. De optiek behoeft immers geen normale/pseudo stand. Geen differential zoom, dwz. foto's van verschillende schalen kunnen hiermee niet worden verwerkt. Het instrument heeft wel een zoom optiek (5-20x). Een nauwkeurigheid van 3 micron. Voor de normale kaartvervaardiging zijn dit absoluut geen punten van gewicht. Prijsindicatie: 100.000. Het instrument heeft stan daard een vrije handbeweging, vergelijkbaar met de cursor van een digitaliseertafel. Met deze handbeweging kan men een kaart of een foto inpassen en via de cursor aanwijzen waar het meetmerk naar toe moet lopen. Ook kan de cursor dienen als pointer voor een me nu. Handwielen en een voetschijf zijn optioneel, maar lijken voor alsnog niet nodig. Verder waren er nog de P1 en P2 te zien. De P1 is een geheel nieu we eerste orde analytische plotter, en de P2 is een naar de nieuwe architectuur omgevormde C120. Ook Zeiss laat het real time reken werk over aan een micro processor. De superimpositie is nog steeds prima. De software is in een geheel nieuw jasje gestoken en is heel wat gebruiksvriendelijker dan de voorheen zo versnipperde softwaremodules. Voor elke toepassing is in de nabij toekomst software beschikbaar. Modelaansluitingen Omdat het maken van modelaansluitingen een tijdrovende zaak is, heb ik wat rondgekeken en gevraagd naar methoden die anderen toepassen. Hier en daar zijn wat software-oplossingen, maar over het algemeen wordt het aan het IGS overgelaten. Bij alle superim- positiesystemen zijn er kant en klare oplossingen. Een interessante doch zeer rekenintensieve oplossing kwam van Israël Institute of Technology, gepresenteerd door Doytsher en Shmutter. Zij laten lijnen doorlopen in de overlap, wij kappen af op een snijlijn. Lijnen in de overlap worden geselecteerd en aan elkaar geknoopt door drie criteria: de klasse waartoe een lijn behoort; de vorm van een lijn; de mate van toepassing, waartoe ook de Z wordt betrokken. Als bij elkaar passende lijnen zijn gevonden, worden de overlappen de gedeelten uitgemiddeld en aan elkaar geknoopt. Dit gebeurt op basis van brute force, dus alle lijnen in welke overlap dan ook wor den bekeken. Een interessante methode, maar rekentechnisch ge compliceerd en tijdrovend. Het lijkt mij verstandiger naar een een voudigere en misschien minder perfecte oplossing te kiezen. Als er eenmaal met behulp van superimpositie gedigitaliseerd gaat wor den, is het probleem opgelost. Robust estimators Ook op dit congres was Dr. K. Kubik present om blunderdetectie met behulp van robust estimators te propageren. Het bewijs dat ro bust estimation beter is dan vereffeningen met behulp van de me thode der kleinste kwadraten, wordt aan de hand van voorbeelden gegeven; een zwakke methode van overtuiging hoewel de voor beelden zeer voor zichzelf spreken. Er was ook bijzonder weinig response vanuit de toehoorders. Toch is het hem gelukt mijn nieuwsgierigheid te wekken. In zijn paper stelt Kubik, dat heden ten dage veel blunders aan het oog voorbijgaan door het vereffenen volgens de kleinste kwadraten; dit lijkt mij net zo gechargeerd als de titel van zijn paper: ,,Fotogrammetric work without blunders" Geo Informatie Systemen (GIS) De International Society of Photogrammetry and Remote Sensing (ISPRS) organiseerde een forumdiscussie over GIS nu en in de toe komst. Bij deze discussie, die een gehele ochtend in beslag nam en waaraan door alle belangrijke software ontwikkelaars werd meege daan, kwamen de volgende problemen/doelstellingen naar voren: Er moet een data-uitwisselingsstandaard komen. In de USA is al vele jaren een commissie bezig die zo'n standaard tracht te definiëren. Verschillende voorstellen zijn gedaan, maar de ac ceptatie is nog niet algemeen. Uitwisselingsformaten tussen ge lijksoortige gebruikers is geen probleem, maar zo gauw het ge bruik van de data voor verschillende doeleinden is, wordt het minder eenvoudig. Immer voor een Kadaster is bijvoorbeeld een eigendomsgrens een belangrijke feature, voor een waterleiding bedrijf geldt het slechts als een key enz. Er moet een goede kwaliteitscontrole komen, en hier wordt niet alleen de nauwkeurigheid van de data bedoeld, maar vooral de integriteit. Veel van IGS's en hebben al primitieve vormen van NGT GEODESIA 87 logische controles, bijvoorbeeld als een meertje gedigitaliseerd wordt, dan moet dat uiteindelijk een gesloten polygoon zijn. Wordt tijdens editing een lijnstuk van de oever weggehaald, dan wordt er gewaarschuwd dat de omtrek gesloten moet zijn. Dit vindt men over het algemeen te primitief. Relationele databases zouden daarin verbetering kunnen brengen, maar de perfor mance van zo'n database voor een IGS is nog onvoldoende. Wordt bij universiteiten voor dit doel geëxperimenteerd met kunstmatige intelligentie, de fabrikanten hebben daar nog hun bedenkingen over. Er bestaat een grote behoefte aan technieken om rasterdata met vectordata te combineren, maar dan zonder de moeilijke en waarschijnlijk nooit volmaakt wordende conversies. Ik kreeg de indruk dat hieraan wordt gewerkt. Nauw daarmee samenhan gend was het streven, door een fabrikant al aardig gerealiseerd, om digitale terreindata te combineren met topografie, dus een kunstmatig visueel beeld van een terrein. Het gehele forum was het erover eens, dat kaartering vanuit luchtfoto's nog zeker 20 a 30 jaar de belangrijkste informatie bron zal zijn voor grootschalige kaarten. Her en der worden wat pogingen gedaan om luchtfoto's te digitaliseren en door „featu re extraxting" geo-info uit de digitale data te halen. Men ver moedt dat nog grote inspanningen moeten verricht worden om een werkbaar systeem te verkrijgen. Kunstmatige intelligentie zou hierbij een rol kunnn spelen. De opnamen moeten rechtstreeks digitaal worden gemaakt en daarvoor moeten de CCD-camera's eerst een belangrijk hogere resolutie hebben. Digitale terrein modellen, met gebruik van superimpositie Een interessant toepassing van superimpositie bij DTM-metingen werd gepresenteerd door Prof. Dr. Ing. H. Ebner van de TU- München. Hij gebruikt superimpositie in twee fasen van de metin gen, namelijk bij: de inwinning van de data, de controle van de data. De inwinning wordt in twee stappen gedaan. Eerst worden vormlij- nen en breuklijnen gemeten. De superimpositie wordt hierbij ge bruikt om op volledigheid te controleren. Daarna wordt met behulp van progressive sampling de terreinpunten gemeten. Na het meten van de punten wordt de dichtheid van de punten weer met supe rimpositie gecontroleerd. Hierna wordt van de meting een hoogte lijnenmodel vervaardigd. Dit schijnt voor een gemiddeld model (2000 punten) met behulp van HIFI slechts 30 seconden te kosten. De hoogelijnen worden weer in het beeld ingespiegeld. Hierna kan de operator controleren of de hoogtelijnen het terrein goed be schrijven. Hierbij wordt dus weer een objectieve check uitgevoerd op de dichtheid van de punten en tevens een controle op meetfou- ten. De operator kan op de plaats waar de hoogtelijnen lopen enke le controlemetingen doen. Hoewel hier de superimpositie van Zeiss is gebruikt en dus mono-superimpositie, schijnt deze methode goed te werken. Het lijkt mij een zeer goede methode, immers de operator controleert zijn werk aan de hand van een afgeleide van de meting. De controle is on-line en geeft een vrij grote zekerheid van een blundervrije meting. In dit verslag heb ik slechts een paar facetten belicht die voor mijn werkgever en mij interessant waren. J. G. van der Kraan STUDIEMIDDAG VVI: BASISREGISTRATIES Op 19 maart 1987 werd de eerste studiemiddag van de Vereniging voor Vastgoedinformatie gehouden in een der gebouwen van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Centraal op deze middag stonden de basisregistraties voor gemeentelijk beleid. Een basisregistratie is een registratie op landelijke schaal, door verschillende instanties toegepast en gericht op het verbeteren van doelmatigheid en doel treffendheid. In de eerste lezing, gehouden doormr. ir. T. J. G. Thiadens, werd het rapport RAVI no. 5 „Basisregistraties voor woonverblijven" onder de loep genomen. Het advies van de Voorlopige Raad voor Vastgoedinformatie geeft een lange termijnvisie op de structuur van de informatievoorziening op registratief gebied. Gegevens met betrekking tot woonverblijven worden veelvuldig en op diverse overheidsniveaus gebruikt. In de inleiding werd een minimumkader voor de opbouw van de basisregistratie voor woonverblijven ge schetst, alsmede de organisatie van de deel registraties en verdere activiteiten ter realisatie van de basisregistratie. (Het rapport „Basisregistraties voor woonverblijven" is te bevragen bij mevr. F. Post-Post. Telefoon 055 - 77 51 23.) Het onderwerp van de tweede lezing, gehouden door J. van Arkel, was een tweede basisregistratie: de gemeentelijke bevolkingsadmi nistratie (GBA). De GBA, decentraal van opzet, kan als opvolger 193

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 25