Meetkundige grondslag Toen de dijk rondom Oostelijk Flevoland op 13 septem ber 1956 dicht was, werden op de dijk en in de polder ge lijkmatig hoofdpunten bepaald, die moesten dienen voor een meetkundige grondslag in de droogvallende polder. Vanuit de grondslag konden de nodige werkzaamheden starten. Hoofdpunten op de dijk waren Kadasterstenen; punten in de polder werden gevormd door meetstoelen, bestaande uit een signaal en een pijler. Voor het droog vallen van de polder werden vanaf een schip op deze plaats twee zware eiken palen van acht meter lengte zo diep ingeheid, dat ze ongeveer 3,5 meter boven de meer- bodem bleven uitsteken. Eén van deze palen kreeg een signaal van zo'n zeven meter lengte; rondom de andere paal (pijler) werd een op vier kleinere palen steunend plankier aangebracht, zodanig dat de pijler geheel vrij bleef van dit plankier (fig. 1). Bepaling van deze hoofd punten in het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoeks meting gebeurde door middel van Snelliusmetingen, die werden uitgevoerd met behulp van een hoekmeetinstru- ment Wild T3. Daarna konden uitzettingen van knik- punten in wegen en tochten met behulp van een sextant plaatsvinden. Na controle via voorwaartse snijding met een theodoliet bleken de resultaten goed te zijn. Fig. 1. Eén van de negen meetstoelen in Oostelijk Flevoland blijft als cultuurhistorisch object bewaard. Bepalen van hoofdpunten Het grootste probleem vormde het terrein. In de eerste plaats was de grond nog zo slap, dat deze nauwelijks kon worden belopen. In de tweede plaats was het rietge was drie a vier meter hoog en zo compact, dat hoge standplaatsen noodzakelijk waren. Lichte trekkers met brede rupsbanden en voorzien van verhoogde stand plaatsen, losten deze problemen op (fig. 2). Nadat controle van de op de knikpunten geplaatste sig nalen had plaatsgevonden, werden de assen van wegen, tochten en sloten uitgezet. Deze uitzettingen waren van NGT GEODESIA 87 Fig. 2. Landmeten in Oostelijk Flevoland anno 1959. een zodanige nauwkeurigheid, dat de verkregen gege vens konden dienen voor het vervaardigen van de eerste topografische kaarten op een schaal van 1 5000. Van deze kaarten werden calques gemaakt ten behoeve van andere afdelingen. Ook vonden de gegevens toe passing bij de vervaardiging van kavel- en zaaiplan- kaarten. Deze eerste topografische kaarten vormden tevens een voorlopige basis voor de uitgifte van bedrij ven, en een ondergrond voor hoogtekaarten en de situe ring van de te ontwerpen dorpen. Hoogtemerken Voor de uitvoering van technische werken was het even eens nodig om in de polder een net van hoogtemerken aan te leggen. De waterpassing geschiedde allereerst over de dijk, dus rondom de polder. Hierna kwam de waterpassing van tussenverbindingen door de polder aan de beurt. Deze tussenverbindingen waren op hun beurt weer uitgangspunten voor meer plaatselijke water passingen. Ook voor de uitvoering van cultuurtechni sche werken, zoals ontwatering, egalisatie en infiltratie, is een verdicht net van hoogtemerken onontbeerlijk. Groei en ontwikkeling Door het ontbreken van een goede vakgerichte dagop leiding was het van meet af aan noodzakelijk het land meetkundig personeel intern op te leiden. Het aan kweken van nauwkeurigheid en de nodige teken- en Tekenvaardigheid was daarvan een belangrijk onderdeel. Het resultaat van deze veel tijd en aandacht vragende aanpak was, dat er voortdurend goed opgeleid en op diverse onderdelen inzetbaar personeel beschikbaar was. Door de gestage groei van de werkzaamheden steeg het aantal medewerkers, dat bij de start van de afdeling 6 personen bedroeg, tot 26 in het jaar 1957. De groei en de ontwikkeling van de afdeling vallen ook af te leiden uit de stijging van de jaarlijkse begrotingsbedragen. Kon in 1950 nog worden volstaan met een bedrag van f 2 500,— voor materialen, in 1960 groeide dat naar ruim f 10 000,-. De forse toename van vooral de uitzetwerkzaamheden vereiste andere vervoersmogelijkheden. In 1955 werd de eerste dienstauto aangeschaft, een Citroen 2CV, waar door de mobiliteit van de buitendienst aanzienlijk toe nam. Het was de aanzet van wat zou uitgroeien tot een 223

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 3