der eeuwen ligt het diepste punt van deze polder nu op NAP - 1,7 meter. Toen men in de zeventiende eeuw de beschikking kreeg over windmolens, konden ook diepere plassen worden drooggemalen, zoals de bekende Beemster, Purmer, Wormer en Schermer. Deze plassen waren alle ongeveer 2 a 2,5 meter diep en de laagste punten liggen thans op NAP -4,3 meter. Technisch was men toen aan het ein de van z'n Latijn. Voor het droogmalen van grotere en diepere plassen moest worden gewacht op de uitvinding van het stoomgemaal. De plassen in Noord-Holland waren, zoals gezegd, voor het merendeel dichtgeslibde voormalige zeearmen, die niet al te diep waren. In Zuid-Holland ligt echter een ander soort plassen. Hier had men, te beginnen in de Middeleeuwen, steeds veen gewonnen voor brandstof voorziening (turf). Eerst groef men slechts tot de grond waterspiegel, maar al gauw had men door, dat opgebag gerd veen dat gedroogd wordt, ook goed brandt. Door veenbaggeren ontstonden aldus diepe en uitge strekte plassen, die door wind en water nog verder wer den uitgebreid. Een van deze plassen, de Zuidpias ten zuidwesten van Gouda, werd van 1824 tot 1841 met een gemengde bemaling (stoom/wind) drooggelegd. Het laagste punt van Nederland lag toen opeens in Nieuwer- kerk aan den IJssel op 5,8 meter beneden Amsterdams Peil. Slechts 33 jaar bleef deze toestand bestaan. In 1874 viel de diepste droogmakerij van Nederland droog, de Prins Alexanderpolder in de gemeenten Zevenhuizen, Nieu- werkerk aan den IJssel, Capelle aan den IJssel en Rot terdam, waarvan het diepste punt bij droogvalling lag op 6 meter beneden Amsterdams Peil. Toen in 1961 de Leidse studentenjaarclub Figaro het laagste punt van Nederland zichtbaar wilde maken, werd vastgesteld, dat dit punt was gelegen in deze Prins Alexanderpolder in de gemeente Capelle aan den IJssel nabij de Hoofdweg. Op dit punt werd met enige plech tigheid een document begraven*). Gedurende enige ja ren heeft op deze plaats nog een merkteken gestaan. Door de stadsuitbreiding van Rotterdam in de zestiger jaren, waarbij het maaiveld met zand werd opgehoogd, is deze plaats verloren gegaan. Hierdoor kwam het laagste punt van Nederland weer te liggen in Nieuwer- kerk aan den IJssel, waar het diepste punt van de Zuid- plaspolder door inklinking en rijping van de bodem in middels op een diepte van 6,7 meter beneden NAP was komen te liggen. Ook dit punt ging verloren door stads uitbreiding, zodat nu, in 1987 het laagste punt van Nederland ligt op 7,0 meter beneden Normaal Amster dams Peil in de wijk Prinsenland van de gemeente Rot terdam, tussen de Prinsenlaan en de begraafplaats Oud- Kralingen aan de Kralingseweg (foto 1). Ongetwijfeld zijn er mensen die na lezing van het voren staande zeggen: ,,lk heb grotere diepten gemeten dan 7 m beneden NAP". Meestal zal dit geweest zijn in bouwputten in het westen van ons land. De bodem van de bouwputten voor de pijlers van de Oosterscheldedam bijvoorbeeld lagen ruim 15 m beneden NAP, en het midden van de diepste tunnel in ons land, de Benelux- tunnel bij Rotterdam, ligt op NAP —22,2 m. Dit soort diepten kunnen mijns inziens niet als maaiveldpunten worden beschouwd, aangezien ze öf tijdelijk zijn óf in een kunstwerk liggen. Zie bijvoorbeeld Het Algemeen Handelsblad van 13 november 1961 en H. A. Voet, Groeten uit Capelle aan den IJssel, deel 2, 1985, p. 109. Fig. 1. Laagste punt van Nederland nabij Rotterdam, Alexander polder. Foto genomen vanaf de Prinsenlaan in zuidoostelijke rich ting. Zowel de Prins Alexander- als de Zuidplaspolder liggen in het Hoogheemraadschap van Schieland. Dat water schap omschrijft in haar jaarverslag 1985 haar ambtelijke regio als Laagst gelegen poldergebied van de wereld (Zuidplaspolder NAP -7,10 m)". Genoemde hoogte is het winterpeil in een onderbemaling en geen maaiveld hoogte. In die definitie zou het laagste oppervlakte waterpeil het laagste punt zijn. Het hoogste punt van Nederland heeft een minder be wogen geschiedenis. Het ligt op de Vaalserberg in het zuidoosten van Zuid-Limburg, nabij het bekende Drielan denpunt. Daar zal het altijd wel hebben gelegen, alleen wist men dat niet. In de negentiende eeuw vindt men in de aardrijkskunde boeken nagenoeg geen aanduiding omtrent de hoogte ligging van ons land. Over het algemeen volstaan de di verse auteurs met de opmerking dat Nederland geen bergen heeft. Alleen het aardrijkskundeleerboek van de Koninklijke Militaire Academie, uitgegeven in 1843, noemt als hoogste punt van Nederland de Krikelenberg (bij Wijlre) in Limburg, met een hoogte van 227 meter boven de zeespiegel. Toch beweert P. R. Bos (van de Bosatlas) in zijn Beknopt leerboek der Aardrijkskunde in 1876 nog, dat er in Nederland geen heuvel of berg is, die zich hoger dan 200 meter boven de gemiddelde op pervlakte der zee verheft. De grote ommekeer vond rond 1892 plaats. In het laatste hoofdstuk van de „Aantekeningen omtrent de geschie denis en de inrichting der Waterstaatskaart van Neder land op de schaal van 1 50 000" staat geschreven: ,,Tot nog toe meende men in den Kriekelenberg bij Wij/ré het hoogste punt van ons land te vinden. In de aardrijkskundige leerboeken en ook op de stafkaart vond men dit punt gemerkt als 240 M AP; nu is echter ge bleken dat de hoogte van den Kriekelenberg 193,80 M AP is, van Vrouwenberg 214,20 M AP, terwijl het hoogste punt van Nederland 322,50 M AP gelegen is in den Zuid-Oosthoek van Limburg nabij de grens ten zuiden van Vaals". Ongeveer in dezelfde periode vermelden de heren Boe- se r en Van Neck in hun „Beknopte Aardrijkskunde van Nederland", dat het hoogste punt van Nederland ten oosten van Vaals ligt op ruim 300 meter boven Amster dams Peil. Omstreeks deze tijd is waarschijnlijk ook de dakvormige steen geplaatst met het opschrift „Hoogste punt van Nederland 322,5 MTR boven AP" (foto 2). Dat ondanks deze steen de juiste hoogte van de Vaalserberg nog niet overal bekend is, blijkt uit het feit, dat men in encyclope dieën en woordenboeken waarden voor het hoogste punt van Nederland vermeld vindt van 322,50 m, 322 m, 321 m en 321,80 m boven NAP. 274 NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 10