Nederland van laag tot hoog i r:( oi) situaties in stappen uitgevoerd. Gekozen is voor de S- transformatie berekend met behulp van de basismatrix (67) sf 0 1 De basismatrix §2 van (66) is gelijk gesteld aan (67). Dus S^: Sj. De bij keuze (67) behorende S-transfor- matie luidt: (68) P 2 r 1 0 1 i -i 0 1 O O Vergelijken we tabel 3 met tabel 2, dan zien we dat (66) inderdaad geldt. Merk op dat de covariantiematrix Qd behorende bij de vierde aansluitingssituatie niet ver andert door de S-transformatie. Dit komt omdat in dit geval beide netwerken een gelijke coördinaatdefinitie hebben, welke bovendien overeenkomt met de gekozen S-transformatie (68). Vergelijk ook (63) met (65). 8. Conclusies In dit artikel hebben we een algemeen aansluitingsmodel geformuleerd, dat rekening houdt met een eventueel rangverlies in de covariantiematrices. We hebben, ge bruik makend van de formule voor ,,xR-grootheden", twee oplossingsmethoden (13) en (63) voor de aanslui tingsvereffening afgeleid. Een alternatieve afleiding van de twee methoden kan men vinden in [4] en [9]. De twee methoden verhouden zich tot elkaar zoals het eerste en tweede standaardvraagstuk zich tot elkaar verhouden. We hebben laten zien dat, als de som van de covariantie matrices van de aansluitingspunten singulier is, men tot regularisatie kan overgaan. De beschreven regularisatie- methode, voor het eerst bewezen in [4], heeft geen in vloed op de te schatten parameters. De eerste oplossingsmethode (13) komt, op de regulari sering na, overeen met de in de literatuur beschreven methoden voor bijvoorbeeld de aansluiting van satelliet netwerken en terrestrische netwerken, zie [5] en [6]. Daar wordt echter geen rekening gehouden met het eventueel singulier zijn van de covariantiematrices. In tegenstelling tot de eerste methode wordt bij de tweede methode (63) expliciet gebruik gemaakt van de S-transformatie. Dat wil zeggen, pas nadat de twee coördinaatbestanden middels een S-transformatie naar eenzelfde coördinatenstelsel zijn getransformeerd, vindt de eigenlijke vereffening plaats. Deze methode is dan ook wat omslachtiger dan de eerste methode, omdat in principe de (gelineariseerde) gelijkvormigheidstransfor matie tweemaal wordt toegepast. In het volgende artikel, getiteld „Precisie- en betrouw baarheidsaspecten van de aansluiting", zullen we ingaan op de kwaliteitsbeschrijving van de aansluitingsvereffe ning. Literatuur 1. Teunissen, P. J. G., M. A. Salzmann en H. M. de Heus, Over het aansluiten van puntenvelden (11 Het Rangdefecte Li neaire Tweede Standaardvraagstuk. NGT Geodesia 1987, no. 5, p. 188-189. 4. Teunissen, P. J. G., The Geometry of Geodetic Inverse Linear Mapping and Non-Linear Adjustment. Netherlands Geodetic Commission, Publications on Geodesy, New Series, Vol. 8, No. 1. Delft, 1985. 5. Adam, J., F. Halmos and M. Varga, On the Concepts of Com bination of Doppler Satellite and Terrestrial Geodetic Net works. Acta Geodaet., Geophys. et Montanist. Acad. Sic. Hung., Vol. 7 (2), p. 147-170. 6. Peterson, A. E., Merging of the Canadian Triangulation Net work with the 1973 Doppler Satellite Data. The Canadian Sur veyor, Vol. 28, No. 5, p. 487-495. 9. Teunissen, P. J. G., M. A. Salzmann en H. M. de Heus, Theory of Connecting Geodetic Pointfields, with Applications. TU Delft, 1987. In druk. 10. Baarda, W., S-transformations and Criterion Matrices. Netherlands Geodetic Commission, Publications on Geodesy, New Series, Vol. 5, No. 1. Delft, 1973. 11. Teunissen, P. J. G., Generalized Inverses, Adjustment, The Datum Problem and S-transformations. In: Optimization of Geodetic Networks, p. 11-55. Eds. Grafarend and Sanso. Springer Verlag, 1984. door J. A. te Pas, projectleider bij de afdeling NAP van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat te Delft. SUMMARY The Netherlands: low and high The author describes the highest and lowest point of the Netherlands, respectively 323 m above and 7 m below the reference datum NAP (Amsterdam Ordnance Datum). Regelmatig wordt aan de afdeling NAP van de Meetkun dige Dienst van de Rijkswaterstaat gevraagd naar de hoogten van bepaalde gebieden. Omdat bij deze afde ling ook de gegevens voor de Hoogtekaart van Neder land worden verzameld, kan op deze vragen meestal vlot een antwoord worden gegeven. De Hoogtekaart van Nederland is een kaart op schaal 1 10 000, waarop voor heel Nederland met uitzonde ring van Zuidelijk-Flevoland maaiveld- en straathoog ten staan vermeld met een gemiddelde dichtheid van één punt per hectare. Van Zuidelijk-Flevoland zijn geen hoogten bekend, omdat dit deel van het land nog in ont wikkeling is. Pas omstreeks 1995 zal de bodem daar zo ver gerijpt zijn, dat van enigszins stabiel maaiveld kan worden gesproken. Een variant op deze vragen naar hoogten is: „Wat is het NGT GEODESIA 87 hoogste en wat is het laagste maaiveldpunt van Neder land?" Omdat ons land een stukje grond is, waarop de Nederlanders door de eeuwen heen naar hartelust hun woonomgeving aanpasten aan hun wensen en behoef ten, is deze vraag niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Vooral het laagste punt van Nederland is door menselijk ingrijpen nogal eens van plaats veranderd, hoewel ook het hoogste punt niet onveranderlijk is gebleken. Oorspronkelijk zal het laagste punt iets boven zeeniveau hebben gelegen. Al vroeg begon men echter in het te genwoordige Noord-Holland met het droogleggen van plassen, die door voormalige zeearmen waren gevormd. De oudst bekende droogmakerij is de Dergmeerpolder, op de grens van Oudkarspel en Warmenhuizen. Het Dergmeer was ongeveer 1 meter diep en is al vóór 1542 drooggelegd. Door inklinking van de bodem in de loop 273

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 9