overleg met de RGD uitgezocht, zodat mocht worden aangenomen dat de stabiliteit hetzelfde is als bij de eerste orde merken. Tevens werden als derde orde punten in de waterpassing meegenomen: de RD-basis in de Haarlemmermeer, Ondergrondse Merken bij de sluizen van IJmuiden, en Ondergrondse Merken van de gemeente Rotterdam. Daar hiervoor geen (of onvoldoende) geologisch onder zoek had plaatsgevonden, laat de stabiliteit nogal eens te wensen over [4], Funderingspalen Tijdens de Derde Nauwkeurigheidswaterpassing (1950- 1959) werd het aantal Ondergrondse Merken uitgebreid. De korte betonnen zuilen, toegepast bij de Tweede Nauwkeurigheidswaterpassing, konden in het westen des lands vrijwel niet worden gebruikt door de slappe bovengrond. Daarom werden daar betonnen funderings palen tot op de draagkrachtige laag in de grond gedre ven, soms wel 20 m diep. De bronzen hoogtebout be vindt zich op de kop van de paal, ongeveer 75 cm onder het maaiveld. Dit type Ondergronds Merk (betondruk- of De Waalpaal, voor verdere beschrijving zie hoofdstuk 3) plaatst(e) men ook bij een aantal belangrijke peilmeet- stations langs de grote rivieren en de kust, ten einde een stabiel referentiepunt te hebben voor de hoogtebepaling van het nulpunt van de peilschaal, de zogeheten nul- palen. Aangezien de laatste dijkspeilsteen (Nieuwe Brugsluis) dreigde te verdwijnen, werd in 1955 de hoogte overge bracht naar een nieuw Ondergronds Merk op de Dam in Amsterdam. De hoogte van de bout op deze paal, die vanaf 1955 als referentiepunt van het NAP geldt, is daar bij vastgesteld op NAP 1,4278 m. Overigens werd besloten om de metingen van de Derde Nauwkeurigheidswaterpassing lokaal aan te sluiten aan de reeds bekende hoogtecijfers van de ondergrondse merken. Er is dus niet, zoals in 1875- 1885 en 1926- 1940, een geheel nieuw stelsel van hoogtecijfers bere kend met als enig uitgangspunt het NAP te Amsterdam. De Ondergrondse Merken hebben, over geheel Neder land verspreid, de functie van duurzame bewaring van het NAP-vlak min of meer overgenomen, als ondersteu ning van het ene referentiepunt te Amsterdam. Tijdens de Vierde Nauwkeurigheidswaterpassing (1965- 1978), maar vooral daarna, werd het net van Onder grondse Merken en nulpalen langzaam maar zeker uitge breid. Redenen voor het plaatsen van deze stabiele merken zijn: lokale bouwactiviteiten kunnen bodembeweging ver oorzaken, waardoor schade aan omringende gebou wen kan ontstaan; delfstofwinning kan schade veroorzaken; opdelen van het land in kleinere waterpaseenheden maakt de instandhouding van het NAP-peilmerken- net beter beheersbaar; uitbreiding studie bodembeweging en zeespiegel rijzing. Andere constructies Ten einde de kosten binnen de perken te houden, is sinds 1970 regelmatig in overleg met bouwdirecties van Rijkswaterstaat voor andere constructies gekozen (bij voorbeeld een groutanker op Westerschouwen van 48 m lengte). Op ruimere schaal wordt thans vanwege de kosten het LGM-sondeersysteem naast het De Waal- NGT GEODESIA 87 systeem toegepast. (LGM Laboratorium voor Grond mechanica, voor beschrijving zie hoofdstuk 4.) 3. Betondrukpaal Constructie De betondrukpaal is een gewapend betonnen paal met verbrede voet. De paalvoet wordt geplaatst in een vaste zandlaag. Ter vermindering van de negatieve kleef is rondom het bovenste gedeelte van de paal een PVC-buis geplaatst op een kleipakket. De buis kan onder invloed van negatieve kleef vrij bewegen tot onder in het klei pakket, zonder dat een kracht op de paal wordt uitge oefend (fig. 6 op volgende pagina). Werkwijze Om plaatselijke afwijkingen in de bodemopbouw en eventueel aanwezige obstakels tijdig te signaleren, wor den drie sonderingen gemaakt op de plaats waar de paal komt. Een stalen buis met een diameter van 600 mm wordt tot een diepte van meestal 6 tot 10 m gedrukt. De grond wordt uit de buis gepulst, waarna een kleipakket van 1 m hoogte wordt aangebracht. De betondrukpaal wordt opgebouwd uit betonelementen met een diameter van 280 mm, met een holle kern en een doorlopende stalen buis. Aan de uiteinden van de paalelementen be vindt zich een stalen flens. De elementen worden onder ling doorverbonden door een elektrisch gelaste v-naad tussen de stalen flenzen. Rondom de stalen flens kan een corrosiebescherming worden aangebracht. De palen worden ingedreven met een drukkracht, afhankelijk van paallengte en bodemopbouw, tot 700 kN. De benodigde tegendruk wordt gehaald uit een aanwezige constructie of uit een ballastopstelling. Waar zand- of grondlagen moeten worden gepasseerd, wordt gepulst. Met behulp van een droge betonmix, ver pakt in blik, wordt een voet onder de paal geslagen. De kern van de paal wordt gevuld met beton. Daarna wordt de PVC-buis rondom de paal op het kleipakket geplaatst. De stalen buis wordt getrokken. In de kop van de paal wordt een meetbout ingestort. Rondom de paalkop wordt een betonnen put geplaatst (fig. 7). Eigenschappen van het systeem Voordelen van de constructie van deze paal zijn: een breed draagvlak tot driemaal de oppervlakte van de paaldoorsnede; met de gebruikte werkwijze kan op elke plaats elk ge wenst paalpuntniveau worden bereikt; de paal is opgebouwd uit geprefabriceerde elemen- Fig. 7. Werkwijze bij de betondrukpaal. 323

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 11