Het middelpunt van Nederland een geodetisch fenomeen? Fig. 10. Putdeksel ten behoeve van Ondergrondse Merken. grondse Merken nodig zijn. In een kwetsbaar land als het onze, met een dalende bodem en een rijzende zee, heeft men een houvast nodig. Dit houvast is het Ondergrond se Merkennet van het NAP. Door de bodembeweging en de rijzing van de zee te meten ten opzichte van het goed vastgelegde NAP, kan worden nagegaan of en wannéér bijvoorbeeld het Deltaplan moet worden bijgesteld. Uiteraard doen geodeten deze analyses niet alleen, maar steeds in samenwerking met andere disciplines, zoals oceanografen, geologen, waterbouwkundigen enz. In de nabije toekomst (10 jaar?) zal het wellicht mogelijk zijn om door middel van satellietgeodesie de Onder grondse Merken en peilmeetstations van meerdere Euro pese landen in korte tijd en met voldoende nauwkeurig heid te kunnen meten (fig. 12) [2]. of onbereikbaar worden door bijvoorbeeld de aanleg van een weg. Besloten is dan ook om de Ondergrondse Merken van geknevelde inspectieputten te voorzien, met als op schrift: RWS NAP (fig. 10). Het aansluiten van een Ondergronds Merk kan zeer veel sneller gaan, daar het punt niet eerst moet worden uitgezet, opgegraven, aan gemeten en daarna weer worden toegedekt, om tot slot de bestrating in orde te maken. Stand van zaken nu Thans beheert Rijkswaterstaat voor de instandhouding van het NAP in Nederland: 18 Ondergrondse Merken van de eerste orde (deze bestaan ieder uit drie tot vijf zuilen); 70 Ondergrondse Merken van de tweede orde; 50 Ondergrondse Merken van de derde orde; 64 nulpalen (zie overzichtskaart, fig. 11). Toekomstplannen Het ligt in het voornemen de komende jaren nog 17 Ondergrondse Merken te plaatsen en de bestaande zo veel mogelijk van inspectieputten te voorzien. In hoofd stuk twee is reeds aangegeven waarom meer Onder- Fig. 12. De hoogten boven de ellipsoïde, hA en hB, zijn afgeleid uit afstandmetingen naar satellieten, hA' en hB', uit satelliet-radar- hoogtemeting van het zeeniveau. Integratie van het X, Y en Z-net door satellietsystemen zal belangrijke gevolgen hebben voor de wijze van vast legging van de nu nog in het terrein gescheiden syste men (RD-punten en NAP-peilmerken). Persoonlijk vraag ik me af of dit ook zal leiden tot één Geodetische Dienst in Nederland, waarin meerdere nationale geodetische en aanverwante taken worden ondergebracht. Literatuur 1. Rietveld, H., Het opslagsysteem van NAP-peilmerken IORS- NAPI. NGT Geodesia 1986, p. 88 -94. 2. Waalewijn, A. (red.), Drie eeuwen Normaal Amsterdams Peil. Rijkswaterstaat-serie no. 48, Den Haag 1986. 3. Weele, P. I. van der, De geschiedenis van het NAP. Rijkscom missie voor Geodesie, Delft 1971. 4. Waalewijn, A., De Tweede Nauwkeurigheidswaterpassing van Nederland 1926 - 1940. Rijkscommissie voor Geodesie, Delft 1979. door H. N. Pelkman, gepensioneerd geodeet en lid van de werkgroep Geschiedenis der Geodesie, Rijkscommis sie voor Geodesie, en F. G. van Oort, hoofd afdeling Landmeten, Dienst Bedrijfs Economische Zaken van de gemeente Ede. SUMMARY The centre of the Netherlands The geographic centre of the Netherlands (near the village of Lunteren) is based on the folkloristic survey in the fifties. The monument is an erratic boulder, one of three boulders, which were originally situated at the top of a small hill ,,De Lindeboom- berg". It has no geodetic meaning. NGT GEODESIA 87 327 aardoppervlak

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 15