Invloed van temperatuur op precisie-
waterpasinstrumenten met compensator
3. Teunissen, P. J. G., M. A. Salzmann en H. M. de Heus, Theory
of Connecting Geodetic Pointfields, with applications. TU Delft,
in druk. 1987.
4. Brouwer, F. J. J., D. T. van Daalen, H. M. de Heus, J. T. Gra-
vesteijn, J. J. Kok en P. J. G. Teunissen, The Deift Approach
for the Design and Computation of Geodetic Networks. Feest
bundel t.g.v. 65ste verjaardag van prof. Baarda. Afdeling der
Geodesie, Delft. 1982.
5. Baarda, W., S-Transformations and Criterion Matrices. Nether
lands Geodetic Commission, New Series Vol. 5, No. 1, 1973,
Delft.
6. Kok, J. J., On Data Snooping and Multiple Outlier Testing.
NOAA Technical Report NOS NGS 30, 1984.
7. Teunissen, P. J. G., Quality Control in Geodetic Networks. In:
Optimization and Design of Geodetic Networks, p. 526-547.
Eds. Grafarend and Sansö. Springer Verlag, 1984.
8. Baarda, W., A Testing Procedure for Use in Geodetic Net
works. Netherlands Geodetic Commission, New Series Vol. 2,
No. 5, 1968, Delft.
door J. P. H. Lentjes, werkzaam bij de afdeling Systemen en Instrumenten van de Meet
kundige Dienst van de Rijkswaterstaat te Delft.
SUMMARY
Influence of temperature on precise levelling instruments with compensator
The variation of the line of sight of levelling instruments with automatic compensator has been
measured, while the temperature changed from a low or high temperature (2°, 35° or 50° Celsius) to
room temperature (20°).
Each instrument showed different deviations in the line of sight, up to a maximal value of 45 seconds
of arc.
Therefore it is important to keep temperature changes of the instrument down to a minimum.
Inleiding
Precisie-waterpasinstrumenten met automatische com
pensator worden gebruikt om hoogteverschillen tussen
twee punten over te brengen. In de praktijk werden
regelmatig niet te verklaren kleine sectietolerantie-over
schrijdingen gesignaleerd. Uit verschillende proeven
bleek, dat de oorzaak kon worden gezocht in de tempe-
ratuursafhankelijkheid van waterpasinstrumenten. Daar
om is door de Meetkundige Dienst van de Rijkswater
staat een proef uitgevoerd om inzicht te krijgen in
hoeverre bij waterpasinstrumenten sprake is van een
wijziging van de stand van de vizierlijn bij temperatuur
veranderingen. Daarbij werden de volgende instrumen
ten getest: Wild NA2, Jena Ni007, Zeiss Ni2, Zeiss Nil
Kern GK2A en Nikon AS-C.
genomen, op het U-profiel geplaatst, ingespeeld, en om
de tien minuten afgelezen. De afleesvolgorde daarbij
was:
Uitvoering van de metingen
De proef werd uitgevoerd in de ijkhal van het Laborato
rium voor Geodesie van de Technische Universiteit
Delft, waar een constante temperatuur heerst. De
metingen werden verricht met een excentrische basis
(fig. 1), bestaande uit twee invarbaken en een instru
mentenopstelling. Deze opstelling bestond uit twee
naast elkaar geplaatste krikstatieven, waarop een U-
profiel was gemonteerd. Hierop konden vier waterpas
instrumenten worden geplaatst. Daarnaast stond een
waterpasinstrument, dat als monitor diende om even
tuele veranderingen van de refractie te constateren. Om
verwisseling van baakaflezingen tijdens de metingen te
voorkomen, was een baak op één verhoging geplaatst.
Gemeten werd het verloop van de vizierlijn tijdens afkoe
ling of opwarming van respectievelijk 2°, 35° en 50°
Celsius naar de omgevingstemperatuur van 20° Celsius.
Voor de proef werden de instrumenten bij kamertempe
ratuur (20°) gejusteerd door een collimator. Voor de
metingen werden de instrumenten in een klimaatkast
verwarmd of afgekoeld tot de gewenste begintempera
tuur. Vervolgens werd een instrument uit de klimaatkast
instrument
zijaanzicht
30m_
bovenaanzicht
Fig. 1. Meetopstelling.
baak 2
NGT GEODESIA 87
335