Een weerwoord op het commentaar van A. M. den Boer
op het artikel „Probeert het IMAP de geschiedenis naar
zijn hand te zetten?"
baak 2 linkerverdeling en rechterverdeling,
baak 1 linkerverdeling en rechterverdeling.
Bovendien werd voor, en minimaal vier uur na een
meting de vizierlijnafwijking gemeten.
.1
Fig. 2. Afwijking van de vizierlijn.
Meetresultaten
De aflezingen werden gecorrigeerd voor aardkromming
en excentrische opstelling (korte en lange afstand). Op
grond van de monitorresultaten bleek, dat correcties
voor de verandering van de refractie niet nodig waren.
Fig. 2 a en b geven twee voorbeelden van de verkregen
resultaten. Getekend is hoe de stand van de vizierlijn ver
anderde in de tijd tijdens acclimatisering van het instru
ment van de begintemperatuur naar de omgevings
temperatuur. Dit gedrag bleek sterk te verschillen per
type en per exemplaar. De maximale, gemeten afwij
kingen zijn vermeld in tabel 1. Uit metingen die voor, en
minimaal vier uur na een temperatuurproef werden ver
richt, is gebleken dat in het algemeen de vizierlijn, nadat
het instrument een temperatuurwisseling heeft onder-
Instrument
Maximale afwijking bij (in boogsec.)
Type
2° C
35° C
50° C
Wild NA2
- 7
- 7
- 8
Wild NA2
-12
6
16
Jena Ni007
4
5
6
Jena Ni007
6
5
7
Zeiss Ni2
- 3
13
27
Zeiss Ni2
-10
20
35
Zeiss Nil
7
10
16
Zeiss Nil
23
3
25
Zeiss Nil
-18
18
40
Kern GK2A
19
- 6
- 14
Kern GK2A
18
-16
-42
Nikon AS-C
1
2
1
Nikon AS-C
- 7
-15
-21
Tabel 1. Afwijking van de vizierlijn.
gaan, niet geheel terugkeert naar de justeerstand. Ook
dit verschilt per type en per exemplaar. De maximale
afwijking varieerde van 0 tot 22 boogsec. 5 mm op
50 meter).
Reacties van de fabrikanten
Na de metingen werden de fabrikanten van de onder
zochte waterpasinstrumenten in de gelegenheid gesteld
hun visie op dit onderzoek te geven. In het algemeen kan
worden gesteld, dat de verkregen resultaten door de
fabrikanten niet werden aangevochten. Als verklaring
van de temperatuurgevoeligheid werd o.a. genoemd het
verschil in uitzettingscoëfficiënten van de verschillende
materialen in het instrument. Enkele fabrikanten kondig
den aan te trachten deze gevoeligheid verder te ver
kleinen.
Conclusie
Alle onderzochte waterpasinstrumenten vertoonden in
meer of mindere mate een afwijking van de stand van de
vizierlijn bij temperatuurvariaties. Deze gevoeligheid is te
verdelen in:
1. een afwijking van de vizierlijn tijdens acclimatisering;
2. een blijvende afwijking na acclimatisering.
Deze afwijkingen, sterk verschillend per type en per
exemplaar, kunnen in de praktijk, waarbij de instrumen
ten aan aanzienlijke temperatuurwisselingen worden
blootgesteld, aanleiding geven tot niet te verwaarlozen
meetfouten. Het is dan ook belangrijk de verandering
van de temperatuur van het instrument te minimaliseren.
Slotopmerking
Tenslotte wordt erop gewezen dat, naast de hier onder
zochte temperatuurinvloeden, andere factoren een rol
spelen. Zo is onder andere gebleken, dat met name
schokken een belangrijke afwijking in de stand van de
vizierlijn kunnen veroorzaken. Een onderzoek daarnaar is
momenteel gaande bij de Meetkundige Dienst van de
Rijkswaterstaat.
Literatuur
Brosin, Kr., Temperatureinfluss auf Kompensator-Nivellierinstru-
mente und Seine Auswirkungen im Nivellement. Vermessung-
technik, 19. Jg (1971). Heft 10, p. 385-387.
Takalo, M., Measuring method for the third levelling of Finland.
Report 78.3 of the Finnish Geodetic Institute (p. 14 Effect of
change in temperature on the compensator).
Poetzschke, H., Variation of the line of sight in the Ni002 levelling
instrument due to temperature change. April 1983 NOAA
Technical Memorandom NOS NGS 38.
Meisenheimer, D., Untersuchung von Kompensatoren in geoda-
tischen Instrumenten. Vermessung Ing. 5/1984, p. 164-165.
Damme, J. H. ten, en J. P. H. Lentjes, Invloed van temperatuur
op precisie-waterpasinstrumenten met compensator. Okt. 1986,
MDTN-R-8613, Meetkundige Dienst van de RWS.
In deze zal ik de indeling volgen, zoals door de heer Den Boer is
vastgelegd in NGT Geodesia 1987, no. 6, p. 241. Ik ga volledig in
op de suggestie het geheel voor te leggen aan de werkgroep
„Historie der Geodesie". Een verzoek hiertoe zal door mij aan de
secretaris van deze groep worden gedaan om dit op de eerstvol
gende vergadering aan de orde te stellen. Zoals het er nu naar uit
ziet, zal deze vergadering omstreeks september/oktober a.s.
plaatsvinden. Een kopie van dit verzoek zal ik rechtstreeks aan de
heer Den Boer doen toekomen en hem hierin tevens uitnodigen om
zijn argumenten te staven.
Drie Eeuwen één peil
Allereerst de kromme redenering van mej. A. te P., die huwde met
336
NGT GEODESIA 87