richting wil bevorderen. Hiermee is de toegang van de politiek tot de landinrichting gewaarborgd. De Landinrichtingswet kent vier vormen van landinrich ting, namelijk: ruilverkaveling: voor overwegend agrarische gebie den; herinrichting: voor gebieden met naast een agrari sche functie ook in belangrijke mate niet-agrarische functies; aanpassingsinrichting: in samenhang met een op zichzelf staande infrastructurele voorziening van na tionaal of regionaal belang; ruilverkaveling bij overeenkomst: drie of meer eige naren verbinden zich hun toebehorende onroerende goederen samen te voegen, te verkavelen en bij nota riële akte te verdelen. Het richting geven en bevorderen kent in het landinrich tingsproces vele momenten. Deze momenten zijn in de Landinrichtingswet 1985 nauwkeurig aangegeven. Voor ruilverkaveling en herinrichting zijn het achtereenvol gens: 1. Het Structuurschema Landinrichting. De Planologi sche Kernbeslissing (PKB) van maart 1986, waarin wordt aangegeven, in welke gebieden verzoeken om landinrichting kunnen worden gehonoreerd. 2. Een verzoek om landinrichting in voorbereiding te nemen (artikel 23) door de minister, provincies, ge meenten en waterschappen, verenigingen, natuur lijke personen en rechtspersonen (30%). 3. De zienswijze van de Centrale Landinrichtingscom missie (artikel 19). 4. Het voorstel door Provinciale Staten aan de minister voor het voorbereidingsschema (artikel 19). 5. Het vaststellen van het voorbereidingsschema door de minister (artikel 18). 6. De benoeming van de landinrichtingscommissie door Gedeputeerde Staten, gehoord de Centrale Landinrichtingscommissie (7 leden). 7. Het opstellen van het voorontwerp-landinrichtings programma door de landinrichtingscommissie (in spraak gedurende drie maanden; artikelen 35, 36 en 37). 8. Het vaststellen van het landinrichtingsprogramma door de Centrale Landinrichtingscommissie (artikel 40) en het zenden hiervan aan Gedeputeerde Sta ten. 9. Het ter visie leggen door Gedeputeerde Staten van het ontwerp-landinrichtingsprogramma gedurende een maand (artikel 41) na advies PPC. 10. Het vaststellen door Provinciale Staten van het land inrichtingsprogramma, na toetsing aan het provin ciaal ruimtelijk beleid en rekening houdend met de ingediende bezwaren (artikel 42). Bij herinrichting is dit besluit door Provinciale Staten over het program ma tevens een besluit tot herinrichting. Bij ruilverka veling wordt besloten tot een stemming. 11Het opstellen van het voorontwerp-landinrichtings plan door de Centrale Landinrichtingscommissie (ar tikelen 76 en 77; inspraak drie maanden). 12. Het vaststellen van het landinrichtingsprogramma door de Centrale Landinrichtingscommissie (artikel 79) en het toezenden aan Gedeputeerde Staten. 13. Het ter inzage leggen door Gedeputeerde Staten van het ontwerp gedurende een maand (artikel 80). 14. Het vaststellen door Gedeputeerde Staten van het landinrichtingsplan (artikel 82). 402 Uit dit overzicht blijkt, dat in totaal 14 bestuurlijke stap pen worden ondernomen, nog daargelaten eventueel nader overleg tussen de betrokken instanties, alvoren? beslissingen kunnen worden genomen. Ook is overleg noodzakelijk tussen landinrichtingscommissie en ge meenten en waterschappen. Ter vereenvoudiging van deze procedures is het in de Landinrichtingswet mogelijk gemaakt om de procedure gang van programma èn plan samen te voegen, indien voldoende duidelijkheid bestaat over de ruimtelijke orde ning in het gebied (bijvoorbeeld recent vastgesteld streekplan). Voor enkele van de onderscheiden procedurestappen is voor de landinrichtingscommissies een termijn voorge schreven, namelijk het opmaken van het inspraakverslag bij een voorontwerp-programma of -plan (artikel 77) bin nen negen maanden na het begin van de inspraak. Ook is in de wet voorgeschreven, dat binnen twee jaren na een verzoek tot landinrichting de CLC daarover een zienswijze dient uit te brengen. Ten opzichte van de Ruilverkavelingswet 1954 zijn in de Landinrichtingswet enkele nieuwe elementen opgeno men, die deels de bestaande praktijk formaliseren en deels meer bevoegdheden leggen bij het Provinciaal Bestuur, in het bijzonder Provinciale Staten. Het zijn: het instellen van een landinrichtingscommissie door GS voor de gehele periode van voorbereiding en uit voering. Voorbereidingscommissies functioneerden sedert het begin van de jaren vijftig en werden be noemd door de CCC; het formaliseren van het voorbereidingsschema met vaststelling door de minister. Reeds eerder werd een voorbereidingsschema jaarlijks opgesteld door de CCC (1963: volgorde schema, 1978: voorbereidings schema); het doen van voorstellen voor het voorbereidings schema door Provinciale Staten. Eerder gebeurde dit ambtelijk (HID) vanuit de provincie na overleg met diverse instanties; opsplitsen van programma en plan met gescheiden procedures en inschakeling van Provinciale Staten bij het programma. Onder de Ruilverkavelingswet 1954 kwam de bestuur lijke besluitvorming in het algemeen vlot tot stand. Er zijn geen voorbeelden van meningsverschillen en ingrijpende discussies tussen de onderscheiden instanties. Wel vroeg de vorming van de voorbereidingscommissies soms meer tijd. De planvorming zelf en de voorbereiding van de besluit vorming zijn in de loop der jaren aanmerkelijk meer tijd gaan vragen. Tot 1975 bij de introductie van deeladvie- zen, schetsontwerp en voorontwerp is de voorberéi- dingsduur ongeveer vijf jaar. Daarna stijgt deze tot onge veer negen jaar, wat overeenkomt met het landelijk ge middelde. Om een indruk te geven hoe de proceduregang feitelijk verloopt onder de vigeur van de Landinrichtingswet, zal ik aangeven hoe de eerste stappen zijn gezet ten be hoeve van de voorbereiding van het „Centraal Plateau": verzoek om landinrichting ingediend door de Lim burgse Land- en Tuinbouwbond, maart 1982; zienswijze uitgebracht door de CLC, november 1985; voorstel van Provinciale Staten voor het voorberei dingsschema, februari 1986; herzien voorstel door Provinciale Staten, juni 1986; NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 10