&PBNA een klein alfanumeriek toetsenbord, waarbij de gehele meetproce dure kan worden geprogrammeerd (inclusief de gegevensopslag) en vanuit één punt, bijvoorbeeld door de baakhouder, kan worden geregeld. Voorts^toonde Wild het IGS-systeem 9 met een relationele data base, ook voor de coördinaten, hetgeen vooral bij de bijhouding erg veel voordelen biedt. Heriet Heriet is een klein Frans ingenieursbureau dat een speciale prisma- stok heeft ontwikkeld, waardoor op eenvoudige wijze excentrische opstellingen langs muren e.d. kunnen worden gemaakt. CERN Het CERN te Genève is een instituut waar de ingenieursgeodesie op hoog niveau wordt bedreven. Voor de bouw van de ondergrondse deeltjesversneller in een cirkelvormige tunnel van 27 km lengte moest een breed scala van zeer preciese meetapparatuur en pro grammatuur worden ontwikkeld. Conclusie De bijeenkomst bood een goede gelegenheid om kennis te maken met de ontwikkelingen in de Franse geodetische wereld. Het con gresgedeelte was erg matig, de vakbeurs daarentegen zeer goed en uitgebreid. ir. C. W. Ne/is JOINT WORKSHOP IAG SPECIAL STUDY GROUP 1.73 AND 4.80 AND ISPRS WORKING GROUP 111/1 ON THE COMBINED ADJUSTMENT OF HETEROGENEOUS GEODETIC AND PHOTOGRAMMETRIC DATA Deze „Joint Workshop" van studiegroepen van de IAG (Internatio nal Association of Geodesy) en ISPRS (International Society of Photogrammetry and Remote Sensing) werd gehouden van 22 - 24 September 1986 op de Universiteit van de Bundeswehr te Mün- chen. Doel was het leggen van contact tussen de twee verschillen de werelden die de geodesie en de fotogrammetrie soms toch wel zijn en dan met name op de volgende punten van gezamenlijke inte resse: geïntegreerde modellen en gecombineerde vereffening versus sequentiële (fasen)vereffening; oplossingsstrategieën, parameterschatting en toetsen van hy pothesen in gecombineerde vereffening; gebruik van geodetisch (waarnemings)materiaal in de foto grammetrie. Aan de „Workshop" namen 75 personen deel uit 15 verschillende landen, waaronder Canada, USA, China en Australië. Er was één Nederlander aanwezig naast mijzelf: prof. Molenaar van de LU Wa- geningen, die tevens mede-organisator was in zijn functie van voor zitter van ISPRS WG 111/1Er was veel tijd ingeruimd voor discussie en er waren dan ook uitsluitend „invited speakers", waaronder heel wat aansprekende namen. Ondanks deze namen heb ik toch twee hoofdindrukken meegeno men van deze „workshop", die ik als volgt onder woorden zou wil len brengen: 1. ik ben blij dat ik de „Delftse School" als geodesieopleiding heb genoten; 2. grote groepen personen die als wetenschapper ook een oogje gericht houden op de praktijk, of wellicht beter, de prak tische toepasbaarheid van nieuwe concepten, beginnen zo lang zamerhand méér dan genoeg te krijgen van allerlei geavanceer de theorieën, die slechts omschreven kunnen worden als „geo detisch speelgoed in de wiskundige speeltuin". Een paar voorbeelden mogen dit verduidelijken: Second order design: binnen de fotogrammetrie wordt dit afge daan als: „volstrekt onpraktisch om bijvoorbeeld één paspunt tweemaal en een ander driemaal aan te meten". Ook voor de geodesie geeft men (bijvoorbeeld Kochtoe, dat het er alleen maar om gaat of een waarneming gewicht nul (dus niet meten), of één (wel meten) heeft, dus first order design! Integrated Geodesy: is de correlatie tussen de verschillende waarnemingsgrootheden (met name zwaartekracht en geome trische positiebepaling) wel zo groot, dat alles in één pot moet worden vereffend? Brengen „reducties" echt zoveel fouten? Bovendien is voor grote netten (RETrig) toch niet het beno digde waarnemingsmateriaal aanwezig. Variantie-componenten schatting: als er goed ingeschakeld is, zou dit niet nodig moeten zijn, dan zijn de gewichten juist ge kozen. Het gevaar dat niet-ontdekte fouten een onjuist beeld van de variantiecomponenten opleveren, is bovendien meer dan denkbeeldig. Voor wat de eerste hoofdindruk betreft en nu kom ik tot de in houd van sommige presentaties was het sterkste voorbeeld de voordracht van Dermanis, die met veel omhaal van woorden Baar- da's XR-grootheid stond af te leiden in een uitermate wazige for mulering. Een ander dieptepunt was de voordracht van Schaffrin over zeer algemeen geformuleerde vereffeningsmodellen (als „mixed linear model with prior information"). Naar aanleiding van deze voor dracht werd openlijk gevraagd of dit niet „old problems in new terms" waren, hetgeen een ietwat gespannen sfeer gaf in de zaal. Gelukkig waren er ook zeer goede voordrachten. Met name noem ik: Zenger, hoogleraar informatica in München, sprak over de moge lijkheden van parallelle computers, netwerken en programme ringstechnieken. Hierbij brak hij o.a. een lans voor UNIX als opera ting system, al was het maar omdat het van supercomputer tot PC toepasbaar is. Voor wat de talen betreft, noemde hij SMALLTALK 80 (waarbij men in „data structures" denkt, zodat bijvoorbeeld een programma voor matrixoperaties onafhankelijk is van de vraag of een matrix diagonaal, band of ijl is). Als waarschijnlijk meest aan trekkelijk, noemde hij MODULA (opvolger voor volslagen verou derde FORTRAN). Er komt overigens een nieuwe FORTRAN die niet compatibel is met FORTRAN-77, zo zei hij. Verder zag hij grote toepassingsmogelijkheden bij onze geodetische problemen voor nested dissection (waarbij steeds „locale" data zo snel moge lijk wordt geëlimineerd) en multi-grid methoden. Schwarz (Calgary, Canada) gaf erg goed de verschillen (ook in pre cisie) weer tussen statisch (GPS) en dynamisch (INS) meten, wat hem tot de volgende vraagpunten voor de discussie leidde: wat is de beste methode om statisch en dynamisch te combi neren? zijn de meetmodellen van INS en GPS en fotogrammetrie wel goed genoeg bekend voor combinatie; hebben alle parameters wel een fysische betekenis? zijn de referentiesystemen van geodesie en fotogrammetrie wel consistent (bijvoorbeeld waterpashoogte versus ellipsoïdische hoogte)? welke strategie is er om compromissen te sluiten met: a priori informatie parametrisering gemak van rekenen? Is integrated geodesy dus meer dan een concept? helpt bijvoorbeeld de statistiek (fouten opsporen) wel echt en wanneer spoor je fouten op? wanneer combineer je de gegevens: op waarnemingsniveau of op (1e fase) coördinatenniveau? Ackermann (Stuttgart) vroeg zich af of, indien GPS dm-precisie zou leveren voor het opnamecentrum, de aerotriangulatie wellicht overbodig zou zijn. Ik kreeg het idee dat hij er zelf niet aan geloof de. Verder stelde hij, dat er altijd wel een beperkt aantal paspunten nodig zal blijven, wellicht niet eens zozeer voor de precisie, maar wel voor de datumdefinitie. Mader (NGS, Washington) tenslotte liet resultaten zien van een dynamische positiebepaling van een vliegtuig. De hoogte was ver geleken met de resultaten van een laserhoogtemeter (boven water) en de overeenstemming (1 sigma) was tussen 14-35 cm!!! Van deze workshop zal geen echte publikatie verschijnen, wel is in middels een verslag verschenen met fotokopieën van de getoonde overhead-plaatjes; uitgave: Universiteit Bundeswehr, München. F. J. J. Brouwer PBNA JUBILEUMCONGRES ^2^ Koninklijke 75 jaar geleden, in 1912, richtten de architect Rotshuizen en de civiel-ingenieur Wind het Polytechnisch Bureau Nederland (PBNA) te Arnhem op en begonnen met schriftelijke cursussen op het ge bied van hun eigen vak: bouwkunde en weg- en waterbouwkunde. In de loop der tijd kwamen daar vele technische studierichtingen bij, onder andere opleidingen op verschillende niveaus in de land meetkunde en kartografie. Koninklijke PBNA heeft een belangrijke rol gespeeld in de scholing van technici. Vele honderdduizenden verwierven een PBNA- diploma op middelbaar of hoger niveau. In het kader van het 75-jarig bestaan zijn een groot aantal activitei ten georganiseerd, met als hoogtepunt het jubileumcongres op 11 september 1987 te Arnhem. Bijna 400 personen bezochten dit geslaagde congres met als thema Bedrijven als Opleidingscen- 418 NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 26