Over het aansluiten van punten velden (3): Kwaliteitsaspecten van de aansluiting (vervolg)1) *(u *0) qi1) vx - vVdV1»! als de fotografie is uitgevoerd, kan de object meting op een later tijdstip worden uitgevoerd. Het is mogelijk extra metingen te verrichten, ook als het object niet meer voorhanden is; de fotografie heeft meteen een archieffunctie. 5. Een nadeel is de hoge prijs van de fotogrammetrische opname- en uitwerkingsapparatuur. Bij niet-routine- matig gebruik kan echter worden overgegaan tot huur van de apparatuur of uitbesteding van het werk. Met dank aan ir. M. J. P. M. Lemmens en prof. dr. ir. G. H. Ligte- rink voor inhoudelijk en tekstueel commentaar; H. Verwest- Sinnema voor het typewerk; N. M. F. van Bergen Henegouwen van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat voor advies en hulp bij de scheepsfotografie. Literatuur 1. Stijnen, P., Fotogrammetrie als meettechniek in de scheeps bouw. Schip en Werf, 49e jaargang, 1982. 2. Polderman, A. H., Over scheepswrakken en fotogrammetrie. Geodesia, 1973. 3. Schwidefski, K., F. Ackerman, Photogrammetrie: Grundlagen, Verfahren, Anwendungen. Stuttgart, 1986. 4. Ligterink, G. H., Collegediktaat fotogrammetrie. Faculteit der Geodesie van de TU Delft. 5. Vegt, H. J. W. van der, A. van Voorden, Fotogrammetrische maatcontrole en vormbepaling van industriële objecten. NGT Geodesia 1986, no. 4. 6. Cramer, H. P., M. Stuve, Verslag van de scheepsmeting i.o.v. Maritiem MuseumPrins Hendrik" te Rotterdam. Stageverslag TU Delft, Afdeling Scheepsbouwkunde, 1985. 7. Vergeest, S. M., J. J. Broek, A. van Voorden, Body surface measurement and replication by photogrammetry and compu ter aided design. Engineering in Medicine, 1987. door dr. ir. P. J. G. Teunissen, ir. M. A. Saizmann en ir. H. M. de Heus, Faculteit der Geodesie van de Technische Universiteit Delft. 7. Toetsing bij aansluiting In [2]2) hebben we laten zien dat het model van de aan sluiting, de nulhypothese H0, kan worden geformuleerd als: (64) H Es X1 2 x(2> 2 x(2) 3 I V, -,(2) We beschouwen de volgende drie klassen van alternatie ve hypothesen: Ha Een modelfout Elx'"l ten gevolge van een onont dekte fout in netwerk 11). Het zal duidelijk zijn, dat een fout in Ejx1,11} niet met het model (64) valt te constateren, daar x',11 niet in het conditiemodel van (64) voorkomt. Een fout in E{x^>} kan daarentegen wel met (64) wor den getoetst, maar voor het kunnen identificeren van een fout in E{x^11} als een bepaalde onontdekte fout in netwerk (1) hebben we de oorspronkelijke designmatrix (meetopzet) van netwerk (1) nodig. Deze zal in de praktijk echter veelal niet meer voor handen zijn. Bovendien kan het voorkomen, dat ten tijde van de aansluiting de oorspronkelijke co- variantiematrix Q^11 niet meer bekend is en daar om zal moeten worden volstaan met een (benader de) vervangingsmatrix. Men zal dus bij het ontwer pen van netwerk (1) niet te veel vertrouwen moe ten hebben in de „detectiekracht" van model (64) voor fouten in E{x^11} ten gevolge van onontdekte fouten in het netwerk. Netwerk (1) zal zelf be trouwbaar genoeg moeten zijn om mogelijke mo- delfouten via toetsing te kunnen opsporen. De bij de hypothesen HA behorende betrouwbaar- 1) Voortzetting van de mini-serie over het aansluiten van punten- velden; deel 1 en deel 2 zijn geplaatst in het mei-, juni- en juli/ augustus-nummer van NGT Geodesia. Nu volgt het restant van deel 3 dat werd begonnen in het septembernummer. 2) De nummers [1] t.m. [10] verwijzen naarLiteratuur" op p. 400 aan het eind van dit artikel. heid verkrijgen we door de uitwendige betrouw baarheid y^x"1 van netwerk (1) via model (64) voort te planten. In de hoofdstukken 8 en 9 komen we hierop terug. HBEen modelfout in E/x'J'l (of Elxf'l) ten gevolge van bijvoorbeeld een puntidentificatiefout of een affie- ne deformatie. Deze modelfouten zijn wel toetsbaar met model (64). De bijbehorende toetsgrootheden en inwendi ge betrouwbaarheid zullen hieronder worden afge leid. HcEen modelfout in Efx'2'! ten gevolge van een on ontdekte fout in netwerk (2). Op grond van symmetrieoverwegingen geldt voor Hc hetzelfde als hetgeen voor HA is gesteld. Hypothesen HB In [2] hebben we laten zien, dat model (64) kan worden gereduceerd tot het deelmodel (55) Hq: E{ d -v£ t Qrf Met de alternatieve hypothese Ha E{ d -v£ C. (66) vd levert toepassing van (30) voor de globale toets van model (64) de toetsgrootheid: (67) ÊdQdl£d met êd -(I-V^vfQ^V^vfQ-^d (zie [2],(9)) Uitgeschreven geeft (67): (67') T d d met Wanneer gebruik wordt gemaakt van de resultaten van hoofdstuk 7 in [2]: (68) Q-1 - Q22))Ps2 NGT GEODESIA 87 397

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 5