(S7T(dx m-ïï- {W) *(d *(D *(2) b2i - d - v£t =2^r (cSb'mi - i - rtr+r) i) Q^(d-d) (13) I - g g n n uu +vv vu -uv n - -+- u u+v v u u+v v uv -vu U U+V V e e n n uu +vv U U+V V f d Met [2]-(67') is Qd 1 (d d) te schrijven als: „-1/ (14) Qj (d-d) o> d Als oplossing van (3) vinden we tenslotte: (15) X1 2 2 «(2) -a21 0 d Door onze keuze van het kansmodel, waarbij geen corre latie is verondersteld tussen de aansluitpunten en de overige punten in de netwerken (1) en (2), krijgen de coördinaten x1,11 geen correctie. De coördinaten x^2) wor den met de berekende transformatieparameters getrans formeerd naar stelsel (1). De correcties van de coördinaatverschillen (we zullen deze nodig hebben bij de toetsing) zijn te berekenen als: (16) Êd - d - d - QrfQd1! d - d - Qd® d Een correctie aan een x-coördinaat-, respectievelijk y- coördinaatverschil kunnen we met behulp van (13) schrijven als - - dv dx+v dy)+vi(v dx-ü dy) U U+V V (17) - d - u.(u d -v d )+v-(v d +u d d~~ - 1 y x 1 V U U V V Nu we de aansluitingsvereffening hebben uitgevoerd, moeten we de aannamen omtrent het mathematisch model, de zgn. nulhypothese, controleren. We voeren daartoe de globale toets uit om te constateren of de nul hypothese mogelijk onjuist is, zie [3]-(30). (18) T„ 2n-4 Qj1 êj £d vd "d met een verdeling als in [3]-(26). Met (16) zien we dat (18) kan worden geschreven als (19) ofwel (20) 2n-4 2n-4 d d 1 i- n n uu +w VU -UV uv -vu U U+V V U U+V V U U+V V I - U U+V V Merk op dat de correlatieterm in (13) en (20) verdwijnt, indien de term üv* in (20) symmetrisch is. Dit is bij voorbeeld het geval als de aansluitpunten op één lijn liggen. Een dergelijke situatie zal echter bij een aanslui tingsprobleem niet dikwijls optreden. We zullen in het kader van ons voorbeeld van de aan sluitingsvereffening drie alternatieve hypothesen nader onderzoeken: (1) een mogelijke fout in een enkele waarneming (de zgn. conventionele alternatieve hypothese); (2) een mogelijke fout in (de twee coördinaten van) een aansluitpunt; (3) een mogelijke affiene vervorming. We toetsen met de B-methode van toetsen, zodat geldt: (21) X. X(ai,60>b) constant Ad (1): enkele coördinaat fout Indien we bijvoorbeeld een fout in een x-coördinaat ver onderstellen, dan wordt de C-matrix een vector: (22) (0,0,1,0... .,0:0, 0) 2nxl Gebruikmakend van [3]-(69), [3]-(70), (13) en (16) wordt de toetsgrootheid behorende bij deze alternatieve hypothese: (23) -2 Ed 7 0 1 U V U U+V V met een verdeling als in [3]-(34). De term opgebouwd uit de (elementen van) u en v in de noemer van (23) zullen we in dit voorbeeld vaker tegenkomen. De term is niets anders dan het quotiënt van het kwadraat van de afstand van het zwaartepunt van de aansluitpunten naar aansluitpunt i en de som van kwadraten van afstanden van het zwaartepunt naar alle aansluitpunten. De grootte van deze term zal men vaak makkelijk kunnen afschatten. De bij deze alternatieve hypothese behorende grens waarde is met behulp van [3]-(46) te schrijven als: (24) C.IV.I C. (a2+B2)A. 1 v? (1 n u u+v v Ad (2): aansluitpunt fout Met 'o, ,0,1,0, ..,0:0,,o 0, ,0:0, ,0,1,0, 0 (25) Ci 2nx2 vinden we voor de toetsgrootheid behorende bij deze alternatieve hypothese: (26) .2 .2 Ed £d xi *i -2 -2 u vt 2 2 1 i i (a +p )(1 - - .1. met een verdeling als in [3]-(26). In ons voorbeeld is de grenswaarde-ellips een cirkel (de inwendige betrouwbaarheid is dus in alle richtingen ge lijk). De straal van deze cirkel is: (27) 1 ViY 2 (a +B )Xi 12 TJ- 1 ui U U+V V en daarmee is in elke richting de grenswaarde gelijk aan die van de conventionele alternatieve hypothese. NGT GEODESIA 87 459

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 19