Vix215 ,B Ad (3): affiene vervorming Indien we een mogelijke affiene vervorming onderzoe ken, dan wordt (28) Ci 2nx2 Met [3]-(32) vindt men na enig rekenwe.rk voor de toetsgrootheid: (29) U U V V (a +6 '4(u uv v-(u v) (êd_ êd UU +VV UU +VV met een verdeling als in [3]-(26). In dit geval vinden we voor de grenswaarde-ellips even eens een cirkel met straal (30) (a2+g2)X. 2 4(u uv v-(u v) r*i U U V V We kunnen de term (31) 2 4(u uv v-(u v) U U V V die in (29) en (30) voorkomt, nader analyseren. We ge bruiken daartoe het inwendig produkt van de vectoren u en v. Het inwendig produkt is gedefinieerd als: u,v U I V U V (32a) of (32b) u.v l I u II II vil cos<tu y met <)>u v de hoek tussen de vectoren u en v. We kunnen met behulp van (32) term (31) schrijven als (33) 4(Huil2 IIvil2 (1-p2)) II Gil2 II vil2 met (1-p2) 1 - cos2<(>- - We kunnen p2 zien als een maat voor de geometrische correlatie tussen de vectoren en v (zie fig. 1, waar we voor twee puntenvelden deze term illustreren). 1 V v au u v 0 u v au u p2 0 p2 i Fig. 1. Geometrische correlatie tussen v en v. We zien dan dat, indien alle aansluitpunten op één lijn liggen, de inwendige betrouwbaarheid (30) oneindig slecht wordt (33) wordt dan namelijk 0 zodat we in een dergelijk geval niet op een affiene vervorming kunnen toetsen. Naarmate de aansluitpunten regelmati ger zijn verdeeld, kunnen we scherper op een mogelijke affiene vervorming toetsen. Nadat we de toetsing en de inwendige betrouwbaar heidsbeschrijving van de aansluitingsvereffening hebben beschreven, dient nog de uitwendige betrouwbaarheid te worden geanalyseerd. Zoals bekend [3] zijn bij een aansluitingsvereffening drie klassen van alternatieve hypothesen van toepassing voor de beschrijving van de uitwendige betrouwbaarheid. In het algemeen zullen bij een aansluitingsvereffening de A-grootheden, namelijk Aj", en ^S2i2.*3 n'et meer be schikbaar zijn. Men zal dan om tot een betrouwbaar heidsbeschrijving te komen voor de alternatieve hypo these Ha een modelfout in E{xm) ten gevolge van een onontdekte fout in netwerk (1) of Hc een modelfout in E{x(2)j ten gevolge van een onontdekte fout in netwerk (2) afschattingen moeten maken. In dien men dan bovendien een idee van de grootte van de betrouwbaarheid in het deelnet van de aansluitpunten in beide netwerken heeft (A'"2 en A®2) dan kan men met behulp van de benaderingsformules [3]-(86) en [3]-(91) een redelijke afschatting maken van de uitwendige be trouwbaarheid behorend bij deze alternatieve hypothe sen. De exacte formules [3]-(82) en [3]-(90) zal men slechts in bijzondere gevallen kunnen toepassen. Voor een mogelijke modelfout in Ejx^'l of E[x^2lj, de al ternatieve hypothese HB, kan men echter wel de uit wendige betrouwbaarheid berekenen. We gaan daar voor in dit voorbeeld uit van [3]-(89'): (34) XB i,X, V.x (1) i 2 P. fP Q^p! s^si*]-1p. V.x. s2" s2 22 Sj'i 2 (1) We beperken ons dus tot het deelnet van de aansluit punten. De toepassing van (34) is in ons voorbeeld een voudiger dan het voortplanten van de grenswaarden met behulp van (15) en de berekening van A®i2 met behulp van [3]-(60) of [3]-(63). Met [3]-(68) geldt: (35) ps [Ps Qi1)ps §1s-L*]":iP 2 2 2 2 2 Met Qjf' cr2\ volgt dan dat (36) Xi ,x. "1"1*)V X*1' 2 2 Xi Met VjXj1 gegeven als in (24) volgt voor (36): (37) Ai - - 1 Ai i,x2 q i ofwel (38) Xi,x, 1 Xi 2 a Hieruit blijkt, dat de waarde van A®^dank zij de in ons voorbeeld gedane aannamen, zeer eenvoudig te bereke nen is. We kunnen met (38) goed zien dat, hoe kleiner de va- riantie van de coördinaten in netwerk (1) (er2) is, hoe groter A®^ wordt ten gevolge van een mogelijke fout V^11. Dit klinkt misschien paradoxaal, maar is eenvou dig te begrijpen, indien men opmerkt dat in een zeer pre cies verondersteld netwerk de fouten „blijven zitten" en dus volledig doorwerken, waardoor de betrouwbaar- heidsmaat A®i2 groter wordt. Bovendien moet men bij het beoordelen van de kwaliteit van de aansluiting de precisie en betrouwbaarheid gemeenschappelijk bekij ken. 460 NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 20