Op bezoek bij W. M. Struik
Interview met de allereerste voorzitter van de VVL, door P.
De heer Struik werd op 7 augustus 1917 geboren in Kampen
en woonde tot 1940 in Amsterdam. Vóór zijn pensioen was hij
werkzaam in de gemeente Hilversum. Van 1954 tot 1980 had
hij de leiding van de landmeetkundige afdeling en tot 1970
tevens van het grondbedrijf van deze gemeente.
Gedurende zijn loopbaan in Hilversum heeft hij de afdeling
van één meetploeg weten uit te breiden tot een afdeling van
zestien man. Ook kon hij de oorspronkelijke werkwijze uit
sluitend meten voor projecten in voorbereiding of uitvoering
omzetten in de systematische vervaardiging van de basis-
kaart op raamkaarten. Na zijn pensionering werd de land
meetkundige afdeling betrokken bij een totale gemeentelijke
reorganisatie.
Van 1947 tot 1956 was de heer Struik (de eerste) voorzitter
van de VVL, maar tot tweemaal toe kwam hij op verzoek van
het latere bestuur terug. In 1958 was hij secretaris, van 1959
tot 1964 penningmeester.
De heer Struik is gehuwd en heeft drie kinderen.
De redactie van NGT Geodesia zocht de heer Struik op
in zijn woonplaats Hilversum. Op een zonnige dinsdag
middag in september praatten wij drie uur lang met hem
over toen en nu, met vanzelfsprekend meer nadruk op
het toen.
De heer Struik is een man die in zijn werkzame periode
een actief mens mag worden genoemd. Hij praat ook
graag over vroeger, noemt moeiteloos namen, feiten en
data. Blijft ook nu nog bij de tijd en doet zijn correspon
dentie op de tekstverwerker van zijn Acorn Electron-
computer.
Later op de middag voegde de huidige voorzitter van de
VVL, de heer J. A. Takens, zich bij ons. Hij gaf, zoals
was afgesproken, zijn toekomstvisie bij de beantwoor
ding van de vragen.
De vereniging kan worden beschouwd als uw geestes
kind. Kunt u iets vertellen over de begintijd van de
vereniging
Struik: Daarvoor moet ik toch wel, hoe ongaarne ook,
iets over mijzelf vertellen. In 1938 en 1940 slaagde ik voor
de diploma's HTS-bouwkunde, respectievelijk weg- en
Miete en J. A. Takens.
40 JAAR
waterbouwkunde (destijds MTS). Zoals bekend, was er
in 1940 geen werk te vinden, of het moest voor de Duitse
Wehrmacht zijn. Na een aantal sollicitaties kwam er een
antwoord van de Ingenieur-Verificateur van het Kadas
ter te 's-Gravenhage, met het advies me bij de Dienst
voor Buitengewoon Landmeetkundig Werk te melden.
Men was destijds ook al zuinig: ,,U kunnen geen reis
kosten worden vergoed". Van het ,,Algemeene Hoofd"
van deze dienst, prof. J. M. Tienstra, ontving ik het ver
zoek een proef in het tekenen af te leggen. Ondanks de
moeilijkheden die ik had om uit zo'n vlak schaaltje inkt
in mijn trekpen te krijgen en zonder mal een gebogen lijn
te inkten, werd ik aangenomen met als standplaats
Zwolle.
Zo kwam ik in aanraking met de landmeetkundige prak
tijk. Het was wel een grote overgang van het ruige werk
van de bouwkundige naar het nauwkeurige meet-,
reken- en kaarteerwerk van de landmeetkundige.
Dankzij de goede leiding van dit bureau en de daar gege
ven cursussen deed ik veel kennis en ervaring op en door
de genoemde vooropleiding kreeg ik veel inzicht in de
wijze waarop het landmeten zou kunnen worden toege
past bij bouwkundige en weg- en waterbouwkundige
werkzaamheden. Onderwijl stelde de Nederlandse Land
meetkundige Federatie (NLF) het diploma van Land-
meettechnicus NLF in. Voornamelijk door zelfstudie be
reidde ik mij voor op het eerste examen, waarvoor ik in
1943 slaagde. Daarna volgde ik nog een cursus die op
ons bureau werd gegeven voor het volgende NLF-
examen, dat ten gevolge van de oorlogsomstandighe
den in 1945 werd afgenomen.
In 1945 trad ik in dienst bij het Ingenieursbureau Van
Steenis en een jaar later werd ik aangesteld bij de dienst
gemeentewerken van Hengelo (O.). Deze gemeente
had veel te lijden gehad van de oorlog. Door een ver
keerde manoeuvre was de hele binnenstad gebombar
deerd. Dit gebied was inmiddels reeds hermeten en in
kaart gebracht door het bureau van het BLW (Buitenge
woon Landmeetkundig Werk) te Almelo.
Ik kreeg de opdracht vorm te geven aan een landmeet
kundige afdeling. Daarvoor bezocht ik een aantal ge
meenten, te weten Groningen, Amsterdam, Rotterdam
en Eindhoven, en maakte van de landmeetkundige werk
wijzen in deze gemeenten uitvoerig verslag. Naar mijn
mening werd in Nederland uitsluitend in deze gemeenten
het landmeten op moderne wijze verricht. Met Rotter
dam als voorbeeld heb ik de afdeling landmeten in
Hengelo (O.) ingericht. Let wel, eerst alleen met een
paar meetassistenten, later aangevuld met nog een land-
meettechnicus.
In deze situatie had ik behoefte overleg te plegen met
collega's en ik twijfelde er niet aan, dat ook deze die be
hoefte zouden kennen. Dat bracht mij ertoe de namen
van de geslaagde landmeettechnici NLF op te vragen en
hen in november 1946 (er waren toen 21 geslaagden)
een brief te sturen met de volgende aanhef:
,,Nu de Landmeettechnici NLF in het bezit zijn van hun
diploma, komt de vraag: 'Wat doen we met dat diplo
ma?' We hebben een niet te gering te achten middelbare
taak te verrichten. Reeds hebben enkele gemeenten
Op een zonnige dinsdagmiddag in september.
464 NGT GEODESIA 87