Uit de notulen
1947
17 leden,
1950
48 leden,
1958
129 leden,
1963
243 leden,
1967
318 leden,
1969
351 leden,
40 JAAR
door J. F. van Weelden.
J. F. van Weelden werd in 1923 te Driel (Gld.) geboren. Zijn
landmeetkundige vooropleiding heeft hij gekregen bij de bij
ouderen bekende heer Velzeboer te Hoorn. Na het behalen
van de diploma's CTO (1947) en NLF (1953) heeft hij zich in
hoofdzaak door zelfstudie verdere vakkennis eigen gemaakt.
De heer Van Weelden was achtereenvolgens werkzaam bij de
Dienst voor Buitengewoon Landmeetkundig Werk te Utrecht,
de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster te Amsterdam
en te Hoorn, en de gemeente Apeldoorn.
Van 1955 tot 1984 was hij chef van de afdeling Landmeten en
Vastgoed van de Dienst Openbare Werken en Stadsontwik
keling te Dordrecht. In 1984 is de heer Van Weelden gepen
sioneerd.
Inleiding
In de periode van 1963- 1971 was ik voorzitter van de
VVL en vice-voorzitter van het NGL. Deze periode ken
merkte zich in hoofdzaak door een verdergaande erken
ning van het NLF-diploma en door de besprekingen over
de structuur van het landmeetkundig verenigingswezen.
In de naoorlogse hausse op het gebied van bouwactivi
teiten en de uitvoering van allerlei openbare werken was
er binnen de technische diensten van veel gemeenten
een grote behoefte aan landmeetkundigen. Dikwijls be
tekende dit de vorming van zelfstandige landmeetkun
dige afdelingen binnen de dienst gemeentewerken.
De VVL gaf grotere bekendheid aan (de waarde van) de
NLF-diploma's en het rapport Landmeetkundig werk in
middelgrote en kleine gemeenten" dat de vereniging
reeds in 1954 had uitgebracht. Deze zaken droegen ertoe
bij, dat in toenemende mate het bezit van een NLF-
diploma als eis werd gesteld in personeelsadvertenties.
Dat dit diploma voor bepaalde functies door vakgenoten
met een Delftse opleiding als concurrentie werd ervaren,
moge blijken uit het feit, dat reeds in 1955 naar aanlei
ding van een advertentie waarin een gemeentelijke
dienst gegadigden opriep als chef voor een op te richten
landmeetkundige afdeling een vereniging zo ver ging
de betrokken directeur te schrijven, dat hij voor die
functie maar beter niet iemand met een NLF-diploma
kon nemen.
Opleiding
Wat de NLF-examens betreft, kan het volgende worden
vermeld. In eerste instantie werd alleen het examen
Landmeettechnicus gehouden. Later kwam daar het
jaarlijkse examen Landmeetkundig rekenaar bij (vanaf
1966 eens per twee jaar) en nog later het examen Land
meetkundig tekenaar.
Op een bestuursvergadering in 1966 behandelden wij het
resultaat van een enquête, waaruit bleek dat behoefte
bestond aan hulp bij de studie voor NLF-examens. Aan
het NGL werd gevraagd deze gedachte uit te werken en
bij navraag verklaarde het PBNA zich bereid om op ten
minste twintig zaterdagen praktijklessen te geven. Zij
kon over voldoende docenten beschikken, maar kreeg
tenslotte toch een te geringe aanmelding van cursisten
om met de lessen te beginnen. Op de algemene leden
vergadering van 1967 werd de mogelijkheid besproken
van een MTS-opleiding voor landmeetkundig tekenaar.
Het bleek echter, dat de MTS-en nog niet voldoende
interesse hadden. In 1971 werd geïnformeerd naar de
mogelijkheid van een cursus voor het werken op de
tafelcomputer.
In verband met het verdwijnen van de NLF als zodanig,
door wijziging van de verenigingsstructuur (waarover
later meer) en de wens om de naam NLF aan het diplo
ma te blijven verbinden, werd de „Stichting NLF-
examens" opgericht. Zij had haar eerste bestuursverga
dering in februari 1965.
Ook het Ing-register kwam zo nu en dan ter sprake. Zo
werd in 1969 door een paar leden voorgesteld een oplei
ding te starten voor het tweede deel van het Ing-
examen. Flet bestuur kon enkele maanden later echter
mededelen, dat bestaande cursussen reeds voorzagen in
de mogelijkheid tot opleiding.
Voor het lidmaatschap van de VVL was het bezit van het
NLF-diploma of een gelijkwaardig ander diploma vereist.
Het was daarom niet verwonderlijk dat, nadat de HTS in
Utrecht gediplomeerden was gaan afleveren, het leden
bestand aanvankelijk merendeels werd gevormd door
NLF-ers en HTS-ers. De groei van het aantal gediplo
meerden komt tot uiting in onderstaand overzicht van
het ledenaantal van de VVL. Dit aantal bedroeg in:
terwijl de voorzitter op de algemene ledenvergadering
van 1971 kon mededelen, dat binnenkort het vierhon
derdste lid kon worden verwacht.
Meetassistenten
Ook aan de positie van de meetassistent werd aandacht
geschonken. De vereniging huldigde de opvatting, dat
landmeetkundig werk pas goed kon worden verricht als
de landmeter over bekwame meetassistenten kon be
schikken. Dit aspect werd vaak verwaarloosd, omdat bij
veel gemeenten het idee heerste, dat iedereen goed ge
noeg was om een meetband vast te houden. Dit leidde
ertoe, dat de landmeter dikwijls meethulpen kreeg toe
gewezen, die elders in de organisatie wel een tijdje
konden worden gemist, of die voor hun oorspronkelijke
werk waren afgekeurd. Hierbij zal het beeld van de
straatmaker met rugklachten bij velen bekend voor
komen. Anders gezegd, bij de gemeente werd de meet
assistent in het algemeen niet als vakman erkend.
Er was dus dringend behoefte aan een goede vakoplei
ding en om hiertoe te komen, nam het NGL op zich een
Rapport Meetassistenten" op te stellen, dat in 1965 ge
reedkwam. Dit leidde ertoe, dat door de „Stichting NLF-
NGT GEODESIA 87
467