300 jaar (N)AP ben van een tijdschrift voor lezers van verschillend niveau. Op de algemene ledenvergadering van 1969 wordt het resultaat medegedeeld van een door de Vereniging van Civiel Landmeters en Geodetisch Ingenieurs gehouden enquête over de meest gewenste verenigingsstructuur. De resultaten zijn hieronder weergegeven: K en L CL en Gl één algemene vereniging 30% 72% één ingenieursvereniging, met samenwerking in enige vorm met andere groeperingen 52% 25% handhaving van de huidige situatie 18% 3% Over het tijdschrift: handhaving tijdschrift K en L 29% 6% één nieuw tijdschrift 70% 94% geen keuze 1% 0% Door het standpunt van K en L is de fusie op dat moment dus van de baan; een ingenieursvereniging als vierde poot van het NGL wordt niet uitgesloten geacht. Het VVL-bestuur krijgt opdracht verder te gaan met de besprekingen om tot een zo breed mogelijke vorm van samenwerking te komen. Aan de andere verenigingen zal de volgende resolutie worden verzonden: ,,De VVL, in vergadering bijeen, spreekt er haar ver bazing over uit, dat de door de NLF op gang gebrachte besprekingen over de landmeetkundige verenigings structuur in Nederland, nu reeds, als gevolg van reacties in eigen kring, als irreëel aangemerkt moeten worden. De VVL betreurt dit zeer. Zij machtigt het bestuur ieder serieus voorstel om de verenigingsstructuur te vereen voudigen te steunen, en zo nodig zelf stappen in deze richting te nemen, c.q. voor te bereiden". De vereniging bespreekt ook de mogelijkheid van een fusie van de drie NGL-verenigingen. Het probleem daar bij is, dat de VTAK een vakvereniging is en de VMDR meer een personeelsvereniging voor zowel academici als meetassistenten. In 1970 begint de VMDR echter met het opstellen van statuten en huishoudelijk reglement, opdat het een echte vereniging zou kunnen zijn. Op een gezamenlijke vergadering van VVL en VMDR in januari 1971 blijkt, dat een fusie met deze vereniging door ge noemde redenen niet mogelijk is. In dezelfde maand wordt de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor Geodesie (NVG) en het Nederlands Geodetisch Tijd schrift (NGT) per 1 januari 1971 op een bestuursvergade ring bekend gemaakt. Koninklijke goedkeuring Bij de oprichting van onze vereniging was het niet nodig geoordeeld om op de statuten een koninklijke goedkeu ring aan te vragen. In de loop van de jaren kwam echter de wens naar voren dit wel te doen; in verband hiermee werd in 1965 een commissie ingesteld voor de noodzake lijke herziening van de statuten. In 1966 reeds werd deze taak voltooid, maar de hierboven genoemde besprekin gen over de verenigingsstructuur en de kansen op een fusie van verenigingen hielden de aanvraag van de koninklijke goedkeuring enige malen op. Pas in 1970 werd besloten tot een definitieve aanpassing voor de aanvraag. Nog juist voor het einde van mijn voorzitter schap werd bij Koninklijk Besluit van 24 november 1971 de goedkeuring verkregen. Op de algemene ledenvergadering van november 1971 wordt collega Van der Steenhoven gekozen als mijn op volger. Tenslotte Het zal de lezer duidelijk zijn geworden, dat ik niet de pretentie heb gehad een volledig beeld te scheppen van alles wat zich tijdens mijn voorzitterschap heeft afge speeld in de landmeetkundige wereld. Ik heb slechts een samenvatting willen geven van de inhoud van de notulen uit mijn periode, hier en daar puttend uit eigen geheu gen. Tenslotte spreek ik de wens uit, dat de VVL nog vele goede jaren zal mogen beleven, samen met de andere verenigingen van het NGL. Het onderstaande is een reactie op het schrijven van dhr. Pelkman in NGT Geodesia van 1987, blz. 336, dat de titel draagt: Weerwoord op het commentaar van A. M. den Boer op het artikel „Probeert het NAP de geschiedenis naar zijn hand te zetten?" In deze polemiek worden een aantal argumenten ten tonele ge voerd die met het wezen van de vraag of het NAP 300 jaar bestaat niets te maken hebben. Dhr. Pelkman bestrijdt gelukkig niet dat het „Stadtspeyl" (van de stad Amsterdam, later genoemd Amster dams peil) in 1682 door de „stenen van Hudde" voor het eerst materieel is vastgelegd. Van mogelijke eerdere vastleggingen is on voldoende bekend om daaraan gevolgen te verbinden. Dat men voor de herdenking van het AP het jaar 1818 als uitgangs punt zou moeten nemen, zoals Pelkman in zijn resumé onder c be weert, is uiteraard onzin. Wel werd in dat jaar op 18 februari door de regering ingestemd met het voorstel van Goudriaan het AP als algemeen vergelijkingsvlak voor te schrijven, maar bij die gelegen heid werd het AP niet „uitgevonden". Het bestond als lokaal peil al heel lang en de naam was in 1818 blijkbaar al zo ingeburgerd dat men het niet nodig vond te vermelden dat in feite het stadspeil van Amsterdam werd bedoeld. De naam NAP (Normaal Amsterdams Peil) is ontstaan nadat de eerste primaire waterpassing was uitgevoerd en berekend. De resultaten bleken verschillen te vertonen met de toen bekende uit komsten van Krayenhoff en anderen, verschillen die, naarmate de afstand tot Amsterdam toenam, opliepen tot enkele decimeters. Deze verschillen waren beduidend groter dan men op grond van de standaardafwijking van de resultaten van de eerste primaire water- NGT GEODESIA 87 passing zou mogen verwachten. Ze moesten dus wel worden toe geschreven aan onnauwkeurigheden van de oudere waterpassin gen. Een publikatie van de nieuw bepaalde hoogten t.o.v. het Amsterdams Peil, zonder daaraan een uitgebreide toelichting te verbinden, zou voor de gebruikers grote moeilijkheden hebben kunnen opleveren. Ook in die tijd was het niet ongewoon dat bij voorbeeld tussen het ontwerpen van een bouwwerk en de uitvoe ring ervan enkele jaren verstreken. Wanneer de hoogteaanduidin gen in het ontwerp gebaseerd zouden zijn op de oude hoogten van de peilmerken en bij de uitvoering de nieuwe verbeterde waarden zouden worden gebruikt, kon het bouwwerk tot enkele decimeters hoger of lager komen te liggen dan men t.o.v. de omgeving had bedoeld. Voor zaken als doorvaarthoogte van bruggen of drempel diepte van sluizen kan dit nare gevolgen hebben. Ook het nood zakelijke wijzigen van een vastgesteld polderpeil ten gevolge van het corrigeren van het nulpunt van de peilschaal, zonder dat echter aan de waterstand iets verandert, zou zonder nadere toelichting tot allerlei moeilijkheden kunnen leiden. Ongetwijfeld zijn soortgelijke overwegingen voor de Rijkscommissie aanleiding geweest te be sluiten dat de nieuwe hoogten van een speciale onderscheiding moesten worden voorzien. De meest juiste aanduiding zou zijn ge weest: „verbeterde hoogte ten opzichte van het Amsterdams Peil". Het streven naar een gemakkelijker hanteerbare aanduiding heeft waarschijnlijk tot de naam NAP geleid. Waarom de N is ge bruikt als afkorting van „normaal" en niet van „nieuw" is wel dui delijk. Er was immers geen sprake van een nieuw referentievlak. Hoofdzaak is echter dat zowel de oude als de nieuwe waarden voor de hoogten der merken verschillen aanduiden ten opzichte van het „Amsterdams Peil", vastgelegd door de in 1682 in de sluizen van Amsterdam geplaatste stenen. Het resumé van dhr. Pelkman volgend concludeer ik: 471

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 31