had. En verder: ,,De voorzitter (Bowie), zelf op het ge bied van slingerwaarnemingen een erkend specialist, bracht onder instemming der vergadering, dank aan Vening Meinesz voor zijn bijdrage aan de wetenschap, die een van de belangrijkste uit de laatst verloopen jaren genoemd mag worden". Waarom was deze bijdrage nu zo belangrijk Deze vraag kan men het best beantwoorden door het onderzoek van Vening Meinesz te plaatsen in het kader van de historische ontwikkeling van de geodesie in de 17e, 18e en 19e eeuw en meer in het bijzonder van de stand van de geodesie aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Men kan van deze laatste perio den een goed beeld krijgen door te putten uit de jaar verslagen van de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing (opgericht in 1879). Daarin wordt jaar voor jaar vermeld wat er zowel nationaal als internationaal op het gebied der geodesie gaande is. In het verslag van 1910 verschijnt voor het eerst de naam van Vening Mei nesz met de korte zin: ,,De civiel ingenieur F. A. Vening Meinesz trad 7 oktober in dienst der Commissie om te worden belast met de uitvoering der slingerwaarne mingen". Tot zijn dood, in 1966, wordt daarna in elk jaarverslag zijn naam vermeld. We zullen in het volgende de internationale en nationale ontwikkeling van de geodesie tot het jaar 1910 summier belichten, in het bijzonder in relatie tot de zwaartekracht. Daarna wordt uitvoeriger ingegaan op de periodes van 1910- 1922 en van 1922- 1939, respectievelijk de perio des van Vening Meinesz' zwaartekrachtswaarnemingen in Nederland en van zijn zwaartekrachtsexpedities per onderzeeboot. Vervolgens wordt de na-oorlogse periode beschreven. Alles bezien vanuit het oogpunt van een (vroegere) beoefenaar der geodesie. Hoewel in dit artikel ook de betekenis van Vening Meinesz als geofysicus ter sprake komt, verwijs ik hier voor naar literatuur van meer bevoegde schrijvers, in het bijzonder ook naar het boek, dat Vening Meinesz zelf, te zamen met zijn vriend prof. W. A. Heiskanen, heeft ge schreven: ,,The Earth and its Gravity Field" (1958). Het laatste deel van dit artikel zal gewijd zijn aan de per soon, de mens Vening Meinesz en enkele persoonlijke herinneringen vermelden. Enkele opmerkingen over de ontwikkeling van de geodesie in de 17e, 18e en 19e eeuw, in relatie tot de zwaartekracht De begrippen zwaartekracht en slinger zijn onlosmakelijk verbonden met de namen van Galileo Galilëi (1564- 1642), van Isaac Newton (1643 - 1727) en van Christiaen Huygens (1629- 1695). De laatste twee brachten de vorm van de aarde reeds in verband met de zwaarte kracht. Zij werden daarin gesteund door de Franse astronoom Richer, die als eerste in 1672 waarnam, dat de zwaartekracht afhankelijk is van de geografische breedte. Met een astronomische opdracht uitgezonden van Parijs naar Cayenne (op 5° noorderbreedte), merkte Richer dat zijn slingeruurwerk daar langzamer ging lopen dan in Parijs. Dit wees, volgens de formule T TI VI g op een afname van de zwaartekracht van pool naar equator, in overeenstemming met de gravitatietheorie van Newton. Richer deed aldus de eerste relatieve slingerwaarneming. Een geheel op de aarde gerichte theorie gaf 70 jaar later NGT GEODESIA 87 Alexis Claude Clairaut (1713- 1765), die, nadat hij met Maupertuis had deelgenomen aan de graadmeting in Lapland, ter bepaling van de vorm en afmetingen van de aarde, in zijn publikatie Théorie de la Figure de la Terre" (1743) twee formules gaf, die zwaartekracht en vorm van de aarde nauw met elkaar verbonden. De eerste formule gaf een relatie tussen de halve lange as a en de halve korte as b van de omwentelingsellip soïde, de omwentelingssnelheid co en de zwaartekracht aan pool gp en equator ge in de vorm a - b 5 oVa gp - ge a 2 ge ge ook wel geschreven in de vorm 5 a y fi da) 2 waarin a de mathematische afplatting van de omwente lingsellipsoïde voorstelt en p de zgn. gravimetrische af platting, terwijl de tweede formule aangaf, hoe de zwaartekracht aan het oppervlak van de ellipsoïde va rieerde met de geografische breedte, namelijk 9<p 9e <1 P sin2cP> (2) De formules (Den (2) maakten het in theorie mogelijk de mathematische afplatting van de aarde uit zwaarte krachtswaarnemingen te controleren. Maar deze waar nemingen waren niet aanwezig, niet op land en helemaal niet op zee. Ruim een eeuw later, in 1849, vond weer een nieuwe theoretische ontwikkeling plaats. George Gabriel Stokes (1819- 1903) publiceert in de Cambridge Philosophical Transactions een opstel, getiteld ,,On the variation of gravity on the surface of the earth". Toentertijd, midden 19e eeuw, wist men al dat het equi- potentiaal oppervlak op zeeniveau, doorgetrokken onder de continenten, de zgn. geoïde, kleine afwijkingen ver toonde van het regelmatig oppervlak van de omwente lingsellipsoïde. Deze afwijkingen openbaarden zich in direct door de astronomisch gemeten waarden van de geografische breedte cp, van de geografische lengte A en van het geografische azimut a alle drie door het ni veau van het instrument, gekoppeld aan de werkelijke richting van de zwaartekracht te vergelijken met de uit graadmetingen op de omwentelingsellipsoïde bere kende geografische coördinaten en azimut in datzelfde punt. Het begrip „schietloodafwijking" was geboren. Door een zgn. geodetisch-astronomisch nivellement was het dan mogelijk met behulp van de schietloodafwij kingen de geoïde langs dat tracé te berekenen. De ge hele berekening was relatief ten opzichte van de aange nomen schietloodafwijking in het beginpunt. De theorie van Stokes gaf nu geheel onafhankelijk van graadmetingen en astronomische waarnemingen een methode aan om uit zwaartekrachtsanomalieën (de verschillen tussen de werkelijk gemeten zwaartekracht, herleid tot zeeniveau en de zwaartekracht berekend op de referentie-ellipsoïde) de geoïde op directe wijze te be palen. Voorwaarde voor toepassing van de theorie van Stokes was een net van zwaartekrachtswaarnemingen, in theorie over de gehele aarde, maar in de praktijk is een gebied met een straal van meerdere honderden kilo meters rondom het beschouwde punt voldoende. Analoog aan Clairaut, die met zwaartekrachtsgegevens de uit geodetische meting gevonden afplatting van de referentie-ellipsoïde controleerde, gaf Stokes dus een methode om met zwaartekrachtsmetingen de uit geode- 443

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 3