tische metingen gevonden geoïde te controleren. Maar
ook nu ontbraken de zwaartekrachtswaarnemingen. Op
het vasteland waren wel incidenteel absolute en relatieve
slingerwaarnemingen verricht [Kater, Engeland, 1826;
Repsold, Hamburg, 1849], maar van een systematische
aanpak was in het midden der vorige eeuw nog geen
sprake. Het waarnemingsmateriaal ontbrak om de theo
rie toe te passen.
Ongeveer 80 jaar later volgde weer een verdere uitbrei
ding van de theorie. In 1928 leidt Vening Meinesz, ge
bruik makend van de theorie van Stokes, formules af,
die de berekening van schietloodafwijkingen uit zwaarte
krachtswaarnemingen mogelijk maken1). In theorie
moet hiervoor weer een net van zwaartekrachtsanoma
lieën over de gehele aarde bekend zijn, maar men kan
volstaan met een net met een straal van enkele honder
den kilometers rondom het punt, waarbij de dichtheid
van de waarnemingen kwadratisch met de afstand tot
het punt mag afnemen. Nu, in 1928, kunnen dus zowel
schietloodafwijkingen als afwijkingen van geoïde ten op
zichte van de referentie-ellipsoïde op twee manieren
worden berekend, ten eerste op geodetisch-astrono-
mische en ten tweede op gravimetrische wijze. Over en
weer kunnen de uitkomsten elkaar controleren en ver
sterken. De formules van Stokes en Vening Meinesz
worden ook tegenwoordig nog regelmatig toegepast.
De zwaartekrachtswaarnemingen tot 1910
Waren, zoals gezegd, ten tijde van Stokes nog nauwe
lijks zwaartekrachtswaarnemingen voorhanden, aan het
einde van de 19e eeuw kwamen ze op gang. Het verslag
van 1887 van de Rijkscommissie voor Graadmeting en
Waterpassing2), waarvan de leden frequent deelnamen
aan internationale bijeenkomsten, meldt dat de Franse
kapitein van de Service Géographique de l'Armée, Def-
forges, een slinger voor bepaling van de zwaartekracht
had ontworpen en daarmee in Frankrijk reeds veel waar
nemingen had gedaan. Het verslag van 1889 vermeldt,
dat professor Helmert, directeur van het Geodetisch In
stituut te Potsdam en tevens van het Centraal Bureau
van de Europese Graadmeting, op de negende algemene
vergadering van de Internationale Aardmeting te Parijs
belangrijke mededelingen doet over de onderzoekin
gen omtrent de intensiteit en de richting van de zwaarte
kracht, onderzoekingen, die als voorbeeld kunnen die-
1) Vening Meinesz, F. AA formula, expressing the deflection of
the plumbline in gravity anomalies and some formulae for the
gravity field and the gravity potential outside the earth. Kon.
Ned. Akademie van Wetenschappen, 1928, 31, p. 315-331.
2) In het vervolg ,,de Rijkscommissie" of ,,de Commissie" ge
noemd.
3) Dat de eerste slingerwaarneming te Leiden plaatsvond, lag voor
de hand. Defforges was daar verzekerd van een goede tijd
meting. Leidse astronomen waren lid van de Rijkscommissie. De
astronomische lengte-, breedte- en azimutsbepalingen ten be
hoeve van het primaire driehoeksnet werden door hen uitge
voerd.
4) George Perrier meldt in zijn boek Petite Histoire de la Géodé-
sie" op p. 96: „Helmert a montré plus tard que les valeurs de g,
trouvées par l'appareil Defforges doivent être affectuées d'une
légère correction (-0,030 cm. sec.-2 environ) par suite d'une
flexion de la tige du pendule". Dus een correctie van 30 milligal
voor de doorbuiging van de bewegende slinger!
5) Dit slingeruurwerk is nog te zien in het museum van het Labora
torium voor Geodesie. Daar de mathematische slingerlengte van
de slinger van Defforges ongeveer 50 cm bedroeg (dus een slin-
gertijd van ongeveer 0,7 sec.en de slinger van het uurwerk voor
het bepalen van de coïncidentie-intervallen (zie ook p. 447) hier
mee ongeveer isochroon moest zijn, had dit uurwerk ook een
slingertijd van ongeveer 0,7 sec., en gaf daarmee voor niet-
ingewijden een onbegrijpelijke tijd aan.
nen voor hetgeen ook in Nederland is te volbrengen".
Een begin met de uitvoering van dit voornemen werd ge
maakt, toen in 1892, op verzoek van de Rijkscommissie,
de nu commandant Defforges, die inmiddels ook
in België, Algerije en andere landen zwaartekrachts
waarnemingen had verricht, naar Nederland kwam en
van 9- 12 oktober 1892 op de Sterrewacht te Leiden3)
slingerwaarnemingen verrichtte met zijn toestel.
In 1892 werd door de Minister van Binnenlandse Zaken
aan de Commissie toestemming verleendvoor het aan
schaffen van een slingertoestel volgens het systeem van
de Commandant Defforges". In 1893 werd het toestel bij
de constructeur Bianchi te Parijs besteld en gebouwd,
en na enkele correcties begin mei 1895 te Leiden ont
vangen. Direct daarna, van 14-21 mei 1895, hebben de
astronomen H. G. van de Sande Bakhuyzen (voorzitter
van de Rijkscommissie), E. F. van de Sande Bakhuyzen
en J. H. Wilterdink op de Sterrewacht te Leiden waar
nemingen verricht met het nieuwe toestel.
Aldus werden de eerste op de geodesie gerichte zwaar
tekrachtswaarnemingen in Nederland in 1892 (door de
Fransman Defforges) en in 1895 (door astronomen) te
Leiden verricht. Daar deze metingen zowel in 1892 als in
1895 werden voorafgegaan door metingen op het basis
station Bréteuil (Parijs), door Defforges zelf uitgevoerd,
beschikte men over twee waarden voor het zwaarte-
krachtsverschil Parijs - Leiden. De verslagen van de
Rijkscommissie maken er geen melding van hoe deze
metingen met elkaar overeenstemden4).
Vervolgens duurt het tot 1901 vóórdat de Commissie
verdere activiteiten op zwaartekrachtsgebied onder
neemt. In dat jaar bestelt ze bij de firma Strasser und
Rohde te Glashütte bij Dresden een eigen tijdmeter, een
slingeruurwerk passende bij het toestel van Defforges5).
Pas in 1904 werd deze pendule afgeleverd, maar of
toch enig wantrouwen bestond ten opzichte van de uit
komsten van het instrument van Defforges in dit
zelfde jaar bestelt de Commissie een tweede slinger
toestel bij Stückrath te Friedenau (Berlijn), een vier-
slinger toestel, waarbij de slingers twee aan twee in twee
onderling loodrechte slingervlakken slingeren. Reeds in
1905 werd dit toestel, nadat door medewerkers van
Helmert op het Geodetisch Instituut te Potsdam de
temperatuur- en luchtdrukconstanten van de slingers
waren bepaald, te Leiden ontvangen. Tevens werd een
voor die tijd moderne chronometer met elektrische con
tactverbreking besteld bij Paul D. Nardin te Le Locle,
Zwitserland. Nadat in 1906 de astronoom dr. Zwiers zich
enkele maanden met de slingertoestellen had bezigge
houden, werd hij observator bij de Sterrewacht. In no
vember 1906 werd ir. E. A. J. H. Modderman, reeds
sinds 1896 werkzaam bij de primaire driehoeksmeting,
door de Commissie aangewezen voor de uitvoering van
de slingerwaarnemingen.
Omdat de Rijkscommissie en met haar ir. Modderman
domicilie hadden in het Geodesiegebouw te Delft, wer
den de beide slingertoestellen daarheen overgebracht.
Ze werden opgesteld in één der lokalen aan de voorzijde
van het gebouw. In 1907 verbleef ir. Modderman enige
tijd in Potsdam, waar hij onder leiding van prof. Haasse-
mann (die, met Potsdam als basisstation, relatieve
zwaartekrachtsbepalingen in Duitsland uitvoerde) zich
oefende in het praktisch gebruik van het toestel van
Stückrath. In de eerste helft van 1908 bepaalde Modder
man de temperatuur- en luchtdrukconstanten van het
toestel van Defforges en onderzocht hij tevens het
toestel van Stückrath. Hij signaleerde als eerste de
444
NGT GEODESIA 87