storende invloed van de slappe bodem te Delft op de slingerwaarnemingen. Begin juli kreeg Modderman we gens slechte gezondheidstoestand ziekteverlof. Zijn toe stand verergerde echter en op 22 september overleed hij, ,,de volijverige ingenieur, die sinds 1895 bij de commis sie werkzaam was en wiens kunde en toewijding alle waarborgen opleverden voor het welslagen der slinger waarnemingen". Nauwelijks was dus de Nederlandse activiteit op het gebied der slingerwaarnemingen op gang gekomen, of ze lag weer stil. Het verslag van de Commissie over 1909 zwijgt over slingerwaarnemingen. De zwaartekrachtswaarnemingen van Vening Mei- nesz te land; de periode van 1910 -1922 Zoals reeds vermeld, bevat het verslag van de Rijks commissie over het jaar 1910 onder de rubriek „Slinger waarnemingen" de mededeling: ,,De civiel-ingenieur1 F. A. Vening Meinesz trad 1 October in dienst der Com missie om te worden belast met de slingerwaarnemin gen" en dan volgt de wat onlogische mededeling: „Om zich voor te bereiden voor zijn taak werd hij vooreerst werkzaam gesteld aan de Sterrewacht te Utrecht ten einde zich te oefenen in de uitvoering van astronomische plaatsbepalingen". Deze zijn echter in maart 1911 beëin digd. Dan is hij in 1911 werkzaam bij de voorbereiding van de basismeting bij Stroe (die in 1913 werd uitge voerd) en ,,hij hield zich bovendien bezig met oefening in het gebruik van slingertoestellen". Vening Meinesz beschikte aan het begin van zijn loop baan bij de Rijkscommissie dus over twee slingertoe stellen, het in 1895 geleverde toestel, ontworpen door Defforges en geconstrueerd door de firma Bianchi te Parijs met één reversieslinger2) met een lengte van 50 cm, en het in 1905 door de firma Stückrath te Friedenau bij Berlijn geleverde toestel, waarvan de constructie in hoofdzaak was aangegeven door R. von Sterneck, een Oostenrijker, die met eenzelfde toestel reeds vele waar nemingen in zijn land, maar ook daarbuiten had verricht. Dit toestel had vier slingers van 25 cm lengte (fig. 1 en 2). In 1912 bepaalde Vening Meinesz de constanten van de toestellen van Defforges en Stückrath en werkte hij van 25 april tot 31 mei bij prof. Haassemann van Pots dam om zich op de hoogte te stellen van de praktische uitvoering van slingerwaarnemingen. In Holstein werden twee stations gemeten. Zoals ir. Modderman reeds eerder had geconstateerd, bleek het Geodesiegebouw aan de Kanaalweg door de grote beweeglijkheid van de bodem, veroorzaakt door de slappe ondergrond, ongeschikt als centraal station voor de relatieve slingerwaarnemingen. Een poging om in één van de kelders van de Sterrewacht te Utrecht een geschikte plaats te vinden, mislukte wegens te grote vochtigheid. Tenslotte werd een geschikte gelegenheid gevonden in de onderverdieping van het hoofdgebouw van de KNMI te De Bilt, het begin van de relatie van Vening Meinesz met dit instituut, waarvan hij later hoofddirecteur en president-curator zou worden. In oktober 1912 werd het KNMI basisstation van de zwaar tekrachtsmetingen in Nederland. 1) Vening Meinesz behaalde begin 1910 het diploma voor civiel- ingenieur aan de Technische Hogeschool te Delft. 2) Terwijl men met een gewone slinger slechts relatieve zwaarte krachtswaarnemingen kan verrichten (door vergelijking van de slingertijden op verschillende stations), kan met de reversie slinger ook de zwaartekracht g zelf worden bepaald. Men noemt dit een absolute zwaartekrachtsmeting. Fig. 1. Messing stinger no. 88 van het toestel van Stückrath. Fig. 2. Vergroting van de bovenkant van slinger no. 88. Boven: de twee rechthoekige spiegels, daaronder het agaatmes met drie uit hollingen. NGT GEODESIA 87 445

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 5