Fig. 8. Registratie-apparaat (thans geslo
ten) boven, en de slingerkast onder in
cardanische ophanging.
Fig. 9. Deksel van de slingerkast verwijderd. De
bovenkanten van de drie slingers, met elk aan
weerskanten een spiegel, liggen in één lijn,
lopend van rechts beneden naar links boven on
dereen hoek van ongeveer 30°. De vele prisma's
regelen de gang van de lichtstraling.
Fig. 7. Registratie-apparaat boven, en
slingerkast onder in cardanische ophan
ging. Door zijn bronskleurige uiterlijk en
het feit dat elke duik extra geld oplever
de, noemde de onderzeebootbemanning
dit apparaat ,,het gouden kalf".
Deze reis had zowel een geodetisch als geofysisch doel.
Men voer veelal in de nabijheid van de equator om na te
gaan of de zwaartekrachtsverdeling langs de equator
een term bevatte afhankelijk van de geografische lengte,
wat zou kunnen wijzen op een afplatting van de aarde in
het equatorvlak. Van zulk een term is echter niets ge
bleken, een negatief maar toch een belangrijk resultaat.
Ook de geofysische resultaten waren belangrijk. De
zwaartekracht in de oceanen toonde over het algemeen
een exces aan, dat groter was dan men vermoedde en
deze storingen strekten zich over veel grotere afstanden
uit dan het geval was op het vasteland. Verder bleken de
diepzeetroggen alle een tekort aan zwaartekracht te ver
tonen, daar was de zwaartekracht dus slechts gedeelte
lijk gecompenseerd. Vooral in de oostelijke zeeën van de
Archipel werden tekorten aan zwaartekracht gevonden,
die een nadere verklaring vereisten. Al deze resultaten
waren de aanleiding dat van 3 tot 14 februari 1927 aan
boord van Hr Ms K XIII ook boven de diepe trog ten zui
den van Java nog 26 waarnemingen werden verricht.
Fig. 10. Vooraanzicht, na verwijdering van de slingerkast. De
middelste slinger no. 90 is vrijwel onzichtbaar door de daarvóór
hangende ,,dummy"-slinger met ingebouwde thermometer.
NGT GE0DESIA 87
Ter voltooiing van de zwaartekrachtsmetingen in de In
donesische Zeeën werden in 1929 en 1930 met Hr Ms
K XIII nog drie reizen gemaakt, de eerste van 12 juni tot
12 augustus 1929 in de zeeën van Flores, Timor, Banda,
Ceram, Halmaheira en in de Molukse zee; van 1 oktober
tot 14 november rondom Celebes en van 2 januari tot 15
februari 1930 in de zeeën en straten rondom Sumatra en
in de Javazee. Honderden waarnemingen werden ver
richt.
In de dertiger jaren volgen nog meerdere reizen. Een van
deze is in brede kring bij het Nederlandse volk bekend
geworden, namelijk de tocht met de Hr Ms K XVIII. Na
dat ze op 14 november 1934 uit Den Helder was vertrok
ken, kwam ze op 11 juli 1935 te Soerabaja aan na een
reis door de Atlantische en Indische Oceaan (fig. 11). Op
deze reis werden 239 zeewaarnemingen en 29 landwaar-
nemingen verricht.
Vooral deze langdurige reis, maar ook die van Hr Ms
K XIII maakte Vening Meinesz tot een veelgevraagd
spreker, ook buiten vakwetenschappelijke kringen. Dat
een onderzeeboot ongeëscorteerd de oceanen bevoer,
was in die tijd een ongehoorde prestatie. De Koninklijke
Marine heeft hiermede naam gemaakt in binnen- en bui
tenland. Hoe ruw de zee kon zijn en met welke onge
makken men dan op een onderzeeboot te kampen had,
daarvan maakt Vening Meinesz melding in een beschrij
ving van een reis met Hr Ms O 16 in 1937 naar Washing
ton van 11 januari (vertrek Den Helder) tot 12 maart 1937
(aankomst Lissabon)1).
Door de tweede wereldoorlog werden de zwaarte
krachtsexpedities onderbroken van 1939 tot 1948. Daar
na zijn nog enkele reizen per onderzeeboot gemaakt,
niet door Vening Meinesz zelf, maar door zijn mede
werkers (Bakker, Bruins, Dorrestein, Otto en Vesseur).
Aan het einde der vijftiger jaren werden op zee zoals
dat te land reeds eerder het geval was de slinger
instrumenten vervangen door de moderne veergravi-
1) Vening Meinesz, prof. dr. F. A., Een stormreis met Hr Ms 016
naar Washington, in „Veertig jaren Onderzeedienst", p. 51 -70,
voor de Marine Voorlichtingsdienst uitgegeven door Scheltens
en Giltay, Amsterdam, 1947.
449