met n s 0(D o^) V (y2i -ys o'1) W 77 TT Vs l. 0 7" 7" ZT 72" TT 77 7: 7: Qt covariantiematrix van de richtingen en afstanden. x2het verschil van de coördinaten van de aansluitpun- ten en hun benaderde waarden, met covariantie matrix Q1^1 In dit hoofdstuk zullen we de volgende notatie gebrui ken: (55) (x? -X, (i) „(i) .y2n -y5 0^) x2 »y£. od) 0O> xs ,ys benaderde coördinaten aansluitpunt i en benaderde coördinaten standplaats in het stelsel van de aansluitpunten. De vectoren u en v zijn dus vectoren van coördinaatver- schillen. We houden verder de notatie aan, zoals we die in hoofdstuk 2 hebben ingevoerd. Het kansmodel van de waarnemingen verdient enige ex tra aandacht. Aangezien de vrije opstelling alleen wordt toegepast bij detailmeting, hebben we de volgende keu zes gemaakt. Bij detailmeting zal in het algemeen het centreren van het prisma op het aansluit- of detailpunt het moeilijkst zijn, zodat de precisie waarmee dit ge beurt, bepalend is voor zowel de afstands- als richtings- precisie. Dit leidt ertoe, dat we de standaardafwijking van de afstandmeting constant (zeg /3) kunnen veronder stellen, en dat de standaardafwijking van de richtings meting daarentegen omgekeerd evenredig is met de af stand tot het richtpunt (zeg /3/s), zie bijvoorbeeld [8]. [8]. Voor de covariantiematrix van de coördinaten van de aansluitpunten veronderstellen we een geschaalde een heidsmatrix: (56) a2I Indien we de richtings- en afstandmetingen groeps gewijs rangschikken, vinden we voor de elementen van (54): (57) "1 2nx4 si si -u. -V, - s 0 ssi ssi 51 (58) 2nx2n I 0 'l (59) 2 2nx2n «1 u1 s sl ssl v„ "u„ n n ssl ssl met ssi de afstand tussen punt s (het opstelpunt) en aansluitpunt i; dat wil zeggen: ssi "i vi Model (54) is nu gespecificeerd. Voordat we verder gaan, zullen we echter eerst de analogie met het aan sluitingsmodel duidelijk maken. Gaan we in plaats van de in model (54) gekozen afstan den en richtingen uit van richtingen en genormeerde afstanden (het verschil van de gemeten en benaderde afstand gedeeld door de benaderde afstand) als waar nemingen, dan vinden we voor (57): (60) Sl *S1 Sl ssi In (60) zien we een sterke overeenkomst met de matrix V2 van (5). De elementen van de matrix V2 zijn echter niets anders dan de coëfficiënten van de gelineariseerde correctievergelijkingen van het algemene aansluitings model. Nu we de analogie met de aansluitingsvereffening heb ben aangeduid, ligt het voor de hand dat, net als bij de aansluitingsvereffening, voor de vereffening van het totale model (54) slechts de oplossing van een geredu ceerd model noodzakelijk is. Dit is inderdaad het geval. Omdat we echter niet van coördinaten als waarne mingen uitgaan, maar met de oorspronkelijke waar nemingen werken, zijn in dit model niet de coördinaat- verschillen, maar het verschil van de waarnemingen en de (uit x^1') berekende waarnemingen de waarnemings grootheden van het model. Deze opzet hebben we al bij de keuze van model (54) toegepast. We dienen nog wel de voortplantingswet toe te passen om de goede co variantiematrix van de waarnemingen te kunnen bepa len. We vinden tenslotte, overeenkomstig het voorbeeld van de aansluitingsvereffening, een model waarin slechts de transformatieparameters als onbekenden voorkomen; zie ook [9]. Het gereduceerde model is: 512 NGT GEODESIA 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 16