treft van de formele teksten die bij grondoverdracht ge
bruikelijk waren. Het royale aanbod uit vers 6:
U geniet ons aller aanzien. U kunt voor uw dode het
beste graf krijgen dat we hebben. Niemand van ons zal
u zijn graf weigeren is vrijwel zeker een hoffelijke weige
ring. Abraham wil echter het graf voor zijn vrouw kopen.
Hij wil een stukje land bezitten om daar zijn dode te
kunnen begraven. Daarom antwoordt Abraham met een
nog grotere hoffelijkheid in vers 7:
Abraham stond op, maakte een diepe buiging voor de
aanwezige landeigenaars en zei: Wanneer jullie erin
toestemmen dat ik hier mijn vrouw begraaf, dring er dan
bij Efron, de zoon van Sochar, op aan mij de grot van
Makpela te verkopen
Door de kniebuiging erkent Abraham het gezag van het
bestuurscollege in de stadspoort.
Met de grot ook de akker
Er zijn in de beschrijving van de transactie een paar op
merkelijke dingen aan te geven. Het valt op, dat Abra
ham alleen vraagt om een grot en vervolgens een hele
akker moet kopen. Efron wil geen onderdeel van de
akker verkopen, vooral niet een onderdeel dat achteraan
in de akker ligt. Om bij de grot te komen, zou Abraham
over de akker heen moeten lopen. Abraham zou recht
van overpad krijgen en daar voelt Efron niet zoveel voor.
Dus probeert hij de gehele akker met de grot te ver
kopen. Abraham kan daar uit hoffelijkheid niet omheen.
Daarnaast valt op, dat steeds uitdrukkelijk wordt ver
meld dat alle aanwezigen het kunnen horen (en zien), zo
dat ze er getuigen van zijn. Het gaat daarbij om een met
naam en toenaam beschreven stuk grond. De akker van
Efron, bij Makpela tegenover Mamre.
Over de lokatie van dat stuk bestaat dus geen onzeker
heid. De grond is min of meer eenduidig beschreven.
Tenslotte is het opvallend, dat aan het eind van de trans
actie wordt vermeld dat ook alle bomen op het terrein
eigendom van Abraham worden. In dit verband wijs ik
op het thans nog vigerende gebruik in het Hindoerecht.
Bomen op een veld gaan, als het veld wordt verkocht,
niet vanzelfsprekend met de grond mee over naar een
nieuwe eigenaar. Ze moeten dan uitdrukkelijk apart in
het koopcontract worden opgenomen.
Overigens mag nog wel worden vermeld, dat onderzoe
kingen hebben uitgewezen dat 400 zilverstukken voor
die akker een hoge prijs was. (Vergelijk ook 1 Koningen
16:24 waar Omri 6 000 zilverstukken betaalt voor het
hele stadsgebied van Samaria.)
Symbolische handeling
In later tijd, ongeveer 1050 jaar voor onze jaartelling,
vindt bij de overdracht van onroerend goed een symboli
sche handeling plaats. Met het ontwikkelen van het
recht en de rechtsregels kregen de oude volken moeite
met het feit, dat overdracht van onroerende zaken niet
met het werkelijke overdragen (zoals bij roerende zaken
wel kan) gepaard kan gaan. Men symboliseert dan de
overdrachtshandeling. In Ruth 4 7-9 staat (weer in de
vertaling van de Groot Nieuws Bijbel):
Nu was het vroeger in Israël de gewoonte om bij verkoop
of ruil de zaak als wettig geregeld te beschouwen als de
ene partij zijn sandaal uittrok en die aan de ander over
handigde. Op die manier werd dan de overeenkomst be
krachtigd. Daarom trok de man, toen hij tegen Boaz had
gezegd: u moet het land maar kopen, zijn sandaal uit en
gaf die aan Boaz. ,,U bent er vandaag allemaal getuige
van", zei Boaz tegen de stadsbestuurders en de overige
aanwezigen.
Schoeisel heeft een speciale betekenis bij het doen gel
den van aanspraken op grond. In Psalm 60 10 en Psalm
108 10 betekenen de woorden ,,op Edom werp ik mijn
schoen" (NBG-vertaling 1951, helaas iets veranderd in
Groot Nieuws Bijbel waar staat: ,,op Edom zet ik mijn
voeten"), dat op het land Edom door God (weer) aan
spraak wordt gemaakt.
In Deuteronomium 25 9-10 staat te lezen:
In het bijzijn van de leiders dient ze hem een sandaal uit
te trekken en hem in het gezicht te spugen. Plechtig ver
klaart zij: ,,Zo vergaat het de man die zijn overleden
broer geen nageslacht wil geven". Voortaan zat zijn fa
milie in Israël bekend staan als de familie ,,Blootvoets".
In andere vertalingen worden termen gebruikt als ,,de
ontschoeide(n)" of „wien de schoen uitgetrokken is" en
„barrevoetengespuis" (Canisius).
Uit het voorgaande blijkt, dat met het uittrekken van de
schoen een veel verderstrekkend gevolg wordt bedoeld
dan dat men (symbolisch?) blootsvoets wordt. Men kan
geen rechtshandelingen inzake onroerend goed meer
plegen. Men wordt niet meer in staat geacht om aan
spraken te maken op onroerend goed. (De belangrijkste
vorm van bezit in die tijd!) Het uittrekken van het schoei
sel bij het betreden van heilige plaatsen (vgl. Exodus 3 5
en Jozua 5 15) heeft mogelijk ook te maken met deze
symboliek. Men kan en mag geen menselijke aanspraken
maken op de heilige grond.
Geschreven akte
Vederop in de bijbel (en ook later in de tijd, namelijk rond
600 vóór onze jaartelling) vinden we een beschrijving van
een grondoverdracht waaraan een geschreven akte te
pas komt: Jeremia 32 9-12:
Ik kocht de akker van Chanamel en betaalde er 170 gram
zilver voor. Ik schreef de koopakte, verzegelde die in
tegenwoordigheid van getuigen en woog het zilver afIk
overhandigde de koopakte, die volgens de bepalingen
verzegeld was, samen met een niet verzegelde akte aan
Baruch, de zoon van Neria en kleinzoon van Machseja.
Dit gebeurde in het bijzijn van mijn neef Chanamel en de
getuigen die de akte ondertekend hadden en van allen
die op het binnenplein aanwezig waren. (GNB)
Er is sprake van twee akten, een verzegelde en een niet-
verzegelde. De verzegelde akte werd bewaard bij de
familiepapieren, terwijl de niet-verzegelde akte als ge-
bruiksakte diende. Met dit laatste papier kon men zijn
rechten op de grond bewijzen.
Ontstond twijfel aan de juistheid van dit „open" stuk
(men zou er eventueel in hebben kunnen knoeien), dan
had men de mogelijkheid om in het bijzijn van getuigen
de verzegelde akte te openen. Door de inhoud van beide
akten met elkaar te vergelijken, was toetsing van de
„open" akte mogelijk. Doordat de verzegelde akten in
vaatwerk werden opgeborgen voor de veiligheid, zijn
ook daarvan voorbeelden tot in onze tijd bewaard ge
bleven.
Geen volkstelling
Een onderzoeker naar de oorsprong van landregistraties
stuit ook op het verhaal van de geboorte van Jezus. Een
verhaal dat lang niet altijd in verband wordt gebracht
met (Romeinse) kadastrale activiteiten. Men stelt zich
dan voor, dat Jozef met Maria een reis moest gaan
maken naar zijn voorvaderlijke stad Bethlehem om zich
te laten inschrijven voor een volkstelling.
Dat „inschrijven" wordt in het Grieks aangegeven met
het woord apographè. Dit heeft met registratie te
520
NGT GEODESIA 87