Ir. Riemersma: nadenkend over een vraag. ving van het olieveld met 180 meter. Gelukkig voor Shell verschoof het naar onze kant. Aangezien de opbrengst van zo'n veld evenredig is aan de hoeveelheid olie die in elke concessie ligt, leverde dit Shell miljoenen op, waar mee onze salarissen wel waren terugverdiend. In 1978 hebben wij, bij Intersite Surveys, op initiatief van jou een computerprogramma ontwikkeld, dat twee of meer positielijnen van een plaatsbepalingssysteem) aankon en waarin op de Delftse manier werd vereffend. Was daar een directe aanleiding voor? Jazeker! Normaal gesproken werkten wij in die tijd met Hifix, met twee positielijnen. Ondanks alle voorzorgs maatregelen, als het leggen van boeien, het terugkomen op de zelfde locatie enz., hadden wij toch altijd proble men met lane-slips. Deze werden dan ontdekt door de geofysici, die constateerden dat twee kruisende seismi sche lijnen niet in overeenstemming waren of dat de boringsresultaten niet klopten met het geologische pro fiel. In dat laatste geval moest dan het booreiland wor den verplaatst, met alle kosten van dien. Op een keer hadden wij een booreiland neergezet met Hyperfix en gecontroleerd met Shoran. Door deze over- bepaaldheid waren wij overtuigd van de juiste positie van het rig; toen echter bleek dat de resultaten van de boring niet pasten met het verwachte geologische profiel, werd overwogen het rig te verplaatsen. Wij waren echter overtuigd van ons gelijk. Dit is uitgevochten tot op het hoogste niveau. Later bleek er een fout in de geologi sche interpretatie te zijn geweest. Dit heeft mij er echter zo van overtuigd dat controle op de metingen moest worden uitgevoerd, dat wij vanaf dat ogenblik pressie zijn gaan uitoefenen om, indien er meer positielijnen aan wezig waren, ze ook in de meting mee te nemen. Tevens hebben wij druk uitgeoefend op de fabrikanten om systemen te leveren met drie of meer positielijnen. Ik ben hiermee in Brunei begonnen en heb dit later ook bij NGT GEODESIA 87 Shell Expro (Groot-Brittannië) doorgezet. Vooral bij de fabrikanten is veel weerstand geweest, waarschijnlijk omdat geodeten niet betrokken waren en zijn bij het ontwerp en de produktie van plaatsbepalingssyste men, en elektrotechnici niet het benodigde inzicht hebben. Wie of wat bepaalt nu de gevraagde nauwkeurigheid bij een oliemaatschappij? Laat ik mij beperken tot een aantal voorbeelden uit de offshore. In het geval van 3D-seismic wordt dit gedic teerd door de meting. Om van de seismische resultaten van zo'n survey een driedimensionaal model te maken, is een nauwkeurigheid van zo'n 5 meter vereist. Bij site surveys (dit zijn de opmetingen van een locatie waar een rig moet worden geplaatst) wil je graag hetzelfde plaats bepalingssysteem gebruiken als bij het plaatsen van het rig zelf. De gevraagde/vereiste nauwkeurigheid hierbij wordt bepaald door de geologie van de ondergrond: als je een tolerantiecirkel hebt van 50 meter, heb je met een systeem als bijvoorbeeld Pulse 8 (nauwkeurigheid 25 - 30 meter), nog maar weinig speling over, dus geef je de voorkeur aan een Syledis (nauwkeurigheid 5 meter). Absolute nauwkeurigheid is niet belangrijk, als je binnen je eigen concessie aan het werken bent en alle metingen met hetzelfde systeem kunt uitvoeren. Zodra je echter bij grenzen komt, wordt het kritischer. Nauwkeurigheden op het land zijn in feite dezelfde als op zee, maar omdat je vaak zonder extra kosten een hogere nauwkeurigheid kunt behalen, kies je daar in de praktijk toch voor. Je hebt je ingezet om de denkwijze van de Delftse School uit te dragen. Tja, ik heb Baarda nooit goed begrepen, maar toch heeft hij de aanzet gegeven voor de huidige ontwikkelingen. Het heeft lang geduurd voordat het allemaal is inge voerd, mede ook dank zij de hulp van Ormel, Martens en Houtenbos. Hetgeen wij in Delft hebben geleerd, is toch duidelijk de basis van alles. Er wordt regelmatig gewezen op het verschil van werken op het land, statisch, en het werken op zee, dynamisch. Door alle metingen in een Kalmanfilter te stoppen resul teert dat in een te dynamische oplossing; maar uiteinde lijk is een shot-point chart" een statisch geheel. Ik vind dat je die kaart moet produceren met behulp van de ruwe gegevens. Een Kalmanfilter is voornamelijk voor navigatiedoeleinden geschikt en de resultaten daarvan mogen niet worden gebruikt voor het produceren van kaarten. Hoe kijk je terug op je geodesiestudie? Ik heb veel profijt gehad van de brede opleiding, het be paalt je manier van denken. Tijdens onderhandelingen met overheden of met juristen heb ik veel gehad aan de juridische achtergrond. Dat neemt niet weg, dat er een aantal vakken zijn die je nooit gebruikt. Aan andere vakken die, dacht ik, nu niet meer in de opleiding zitten als geologie, civiele techniek, geofysica en dergelijke, heb ik ook veel gehad. Mijn voorkeur is om eerst een brede basis te geven, en gerichte vakken van zowel de administratieve als de fysische kant later in de opleiding te stoppen. Ik zou de studie niet opsplitsen, je hebt de wisselwerking nodig en ik vrees dat je anders te weinig studenten krijgt. Er zou wel meer management kennis als economie en bedrijfskunde in het opleidings pakket moeten, dan voorkom je de situatie dat er nu 499

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 3