t F(x,y) G(i,j) J 2 ding, die vanwege zijn getalsmatige representatie door een computer kan worden verwerkt: l(x,y) G(i,j); i,j e Z G(i,j) noemen we een digitaal beeld, i en j vormen de ge- heeltallige coördinaten. Computerrepresentatie vindt plaats met een matrix. Heel vaak ontstaat een digitaal beeld door het scannen van een foto, bijvoorbeeld met een drumscanner of CCD-camera. Er ontstaat dan de transformatie: Geometrie van beelden We beschouwen het optische afbeeldingsproces als een centraal projectieve transformatie van een driedimensio nale ruimte op een tweedimensionale ruimte. Voor een vlak land als Nederland mag de transformatie vaak wor den beschouwd als een 2-D 2-D projectie. Deze aanname rechtvaardigt de ontschranking. De geometrische beschrijving van de centrale projectie kan worden afgeleid uit de theorie van de dubbelverhou- ding. Dit leidt tot een parametrische uitdrukking die ten grondslag ligt aan de numerieke ontschranking en de directe lineaire transformatie (DLT). De DLT wordt vaak toegepast in de terrestrische fotogrammetrie, vooral wanneer de opnamen zijn gemaakt met niet-metrische camera's en de inwendige geometrie*) van de camera moet worden bepaald uit bekende geometrie in de ob jectruimte. Daar het verwerven van geometrie op het aardoppervlak een dure aangelegenheid is, werkt men in de luchtfoto- grammetrie met metrische camera's, waarvan de inwen dige geometrie bekend is, en geeft men de voorkeur aan een analytische uitdrukking gebaseerd op de collineari- teitsvoorwaarde (fig. 2). Hoewel de uitdrukking niet- lineair is, is dat niet bezwaarlijk wegens nagenoeg verti cale opnamen. De hellingshoeken zijn daardoor onge veer nul, welke waarde wordt gebruikt als benaderde waarde voor de gelineariseerde vergelijkingen. Ten behoeve van de uitwerking dienen stand en positie te worden gereconstrueerd. Tot voor kort was dit alleen langs indirecte weg mogelijk, namelijk uit paspunten. Door nieuwe meetsystemen met name GPS*) en traagheidsnavigatie kunnen de coördinaten van het projectiecentrum tijdens de vlucht worden bepaald. [PERSPECTIVE CENTER OF CAMERA 1) CAMERA OBJECT SPACE /fZ COORDINATE 1 1 IMAGE Pl-A" Z 2 Fig. 2. De collineariteitsvoorwaarde zegt dat beeldpunt, projectie centrum en objectpunt op één lijn liggen. Door deze modelvoor stelling bestaat het principe van de stereofotogrammetrie; hier ge schetst is een terrestrische situatie, uit een driedimensionale voor waartse insnijding. De beeldcoördinaten lx,y,) te zamen met de cameraconstante lel bepalen de richting van de stralen. Naast de centrale projectie bij fotografische en linear ar ray (lijnscan) opnamen*) speelt bij puntscanners, zoals Landsat MSS en TM, de cylindrische geometrie een rol. Daarnaast heeft beeldvormende radar, in principe een afstandmeter, een fundamenteel andere geometrische afbeeldingswijze dan de optische systemen. Cylindrische en radar beeldvorming laten we hier buiten beschou wing. Digitale beelden Digitale beelden kunnen direct of indirect ontstaan. Bij directe opnamen is de sensor in het opnameplatform ge plaatst. Deze sensoren zijn thans nog lijnscanners; er wordt nog geen CCD-matrix camera voor directe opna me gebruikt. Indirecte opnamen ontstaan door het scannen van foto's met bijvoorbeeld een drumscanner of CCD-camera. In de fotogrammetrie is de CCD-camera het belangrijkste, namelijk als onderdeel van analytische mono- en stereo- plotters. De CCD-camera heeft een hoge radiometrische resolutie en zeer goede geometrische eigenschappen. De hoge precisie is bevestigd door kalibratieprocedures [Vosselman, 1986; Beyer, 1987; Lenz, 1987]. Lijnscanners hebben de volgende voordelen: breed spectraal bereik, ook buiten het zichtbare en infrarode deel van het elektromagnetische spectrum, en hoge radiometrische resolutie. Nadelen zijn: gammele geome trische samenhang en geringe ruimtelijke resolutie. De geometrische instabiliteit ontstaat doordat per tijds eenheid niet een volledig vlak wordt opgenomen, zoals bij foto's, maar slechts een strook of onderdeel daarvan, loodrecht op de vliegrichting. Is het platform een vlieg tuig, dan tracht men vaak de vliegtuigbewegingen vast te leggen met traagheidsnavigatie, maar dit kan niet met hoge nauwkeurigheid. Lijnscanners waren vooral van belang in de remote sensing, maar met de introductie van de tweede generatie aardobservatiesatellieten, waartoe de SPOT*) behoort, worden ze ook voor kaar- teringsdoeleinden interessant. Elk pixel neemt 8 bits 1 byte) in beslag. Een luchtfoto van 23 x 23 cm2 bestaat bij een pixelgrootte van 20 mi cron uit meer dan 100 megabytes. Een digitaal beeld is daarom een slecht opslagmedium voor beeldinformatie. Een foto is beter geschikt, en zal waarschijnlijk het opslagmedium blijven van beeldinformatie, behalve van digitale satellietbeelden. Daar computers steeds krach tiger en goedkoper worden, zal de verwerking van beeld informatie echter steeds meer digitaal geschieden. De conversie van het analoge naar het digitale domein vindt plaats met CCD-camera's of drumscanners. De foto vormt het archiefmateriaal. Digitale correlatietechnieken Twee typen correlatietechnieken worden onderschei den, de area-based en de feature-based techniek. Daar aan kan nog een derde worden toegevoegd, namelijk de correlatie op vorm. Met de area-based technieken is al meer dan tien jaar ervaring opgedaan. De feature-based techniek is sedert kort geïntroduceerd in de digitale foto grammetrie. De methode berust op de theorie van het menselijke stereo-zien, zoals ontwikkeld aan het MIT [Marr, 1979; Marr en Poggio, 1979; Marr en Hildreth, 1980; Grimson, 1981]. Correlatie op vorm staat nog bui ten elk fotogrammetrisch onderzoek. Bij area-based correlatie wordt gematched door vergelij king van de grijswaarden van deelbeelden van een ste- NGT GEODESIA 87 503

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1987 | | pagina 7