Schoorsteen
Een bijzonder onderdeel van de bouw was de 110 meter hoge
schoorsteen. Deze schoorsteen, met een diameter van 7,50 m op
de begane grond, is geheel van beton opgetrokken met een glij-
bekisting. De landmeetkundige werkzaamheden hierbij waren ach
tereenvolgens:
uitzetten/inmeten van het middelpunt, alsmede de hoofdrich
tingen van het plaatselijke stelsel in verband met openingen
voor aansluitingen;
uitzetten van de diameter;
controle van de plaatsing van een tweetal oploodinstrumenten
(lasers) op een onderlinge afstand van 2,50 m.
Tijdens de bouw zijn geregeld controlemetingen verricht. De vol
gende meetprocedure is dagelijks gevolgd.
Bekisting kolommen
Op een bouwwerk als de Hycon zijn erg veel betonnen kolommen
toegepast. De bouwaannemer was verantwoordelijk voor het stel
len van de bekisting; ons bureau moest vervolgens deze bekisting
controleren. Veel tijd werd ons daarbij meestal niet gegund want
in de praktijk kwam het maar al te vaak voor dat het beton reeds
was besteld, maar dat onze controles nog moesten worden uit
gevoerd. In zo'n geval is het van belang de meting zo eenvoudig
mogelijk te maken en de meest essentiële punten te meten. Vooraf
dient één en ander goed te zijn voorbereid.
Fig. 3. Heipalen.
CONTROLE LASERS
De verticale stand en de rotatie van de door de onderaannemer
(een zeer ervaren schoorsteenbouwer) geplaatste lasers werden
elke dag gecontroleerd. Ter plaatse van het stort is gecontroleerd
of de lasers overeenkwamen met de aangegeven merktekens.
CONTROLE STORTHOOGTE
Met de glijbekisting is door de aannemer een maatvoering naar
boven gebracht. Deze maatvoering werd dagelijks gecontroleerd.
Op geregelde tijden is bovendien een onafhankelijke meting ver
richt met behulp van een geijkte meetband.
CONTROLE DIAMETER
Ter plaatse van de storthoogte werd op vaste plaatsen de afstand
naar de binnen- en buitenwand gemeten. Vooraf was aan de hand
van de bouwtekeningen bepaald wat de juiste diameter moest zijn
op de aangegeven hoogte. De diameter varieert van 7,50 m op de
begane grond tot 4,70 m op een hoogte van 110 m.
CONTROLE WANDDIKTE
De wanddikte is afhankelijk van de hoogte: aan de hand van de
hoogte werd met behulp van de ontwerptekeningen bepaald wat
de wanddikte ter plaatse moest zijn. De ter plaatse gemeten dikte
wordt vervolgens vergeleken met de genoemde maat. De wand
dikte varieert van 400 mm op de begane grond tot 200 mm aan
de top.
„AS BUILT" METING
Na het gereedkomen van elk onderdeel van het project moest een
onafhankelijke meting worden verricht van de juiste ligging en
maatvoering van het onderdeel (,,as built" meting). Ook bij de
schoorsteen is dit gebeurd. Daarvoor werden op een aantal hoog
ten van de schoorsteen de diameter en de coördinaten van het
middelpunt gemeten. Vanaf een tweetal vaste punten, ongeveer
loodrecht op elkaar, werden de horizontale en verticale hoek ge
meten naar punten op gelijke hoogte op de schoorsteen. Met de
theodoliet werd hierbij gericht op de buitenzijden van de schoor
steen. De hoogte van het instrument werd hierbij bepaald voor het
berekenen van de juiste hoogte van het aangemeten punt. Door de
gevonden waarden te middelen, werd de richting naar het middel
punt van de schoorsteen bepaald. Met de twee opstelpunten als
basis en de gevonden gemiddelde waarden als richting is daarna
het middelpunt in coördinaten berekend uit een voorwaartse in
snijding. De straal van de cirkel van de schoorsteen ter hoogte van
de meting werd vervolgens berekend met behulp van bekende
maten in de driehoek gevormd door de opstelpunten, het bereken
de middelpunt en de zijkant van de schoorsteen.
Deze metingen zijn op een groot aantal hoogten herhaald. De
grootste afwijkingen van de coördinaten van het middelpunt op
die verschillende hoogten ten opzichte van de coördinaten van het
middelpunt op de begane grond bedroegen +4 tot -35 mm.
NGT GEODESIA 88
Fig. 4. Inmeten van de ankerbouten.
Nabij de te controleren kolommen werden eerst de hoofdlijnen van
het assenstelsel uitgezet aan de hand van de vaste punten of di
rect daarvan afgeleide punten. Er werd voor gezorgd, dat ten
minste één punt nauwkeurig werd bepaald in coördinaten met één
richting evenwijdig aan de te plaatsen kolommen. In de praktijk be
tekende dit, dat in het algemeen met behulp van de theodoliet
werd opgesteld in een stramienlijn, zoals deze ook was aange
geven op het matenplan. Met behulp van de theodoliet werd daar
na een verticaal vlak gevormd over de stramienlijn. Vervolgens
werden de afstanden gemeten vanaf de op de bekisting van de
kolommen aangegeven aslijnen naar het vlak over de stramienlijn.
Voor kolommen werden deze metingen gedaan met behulp van
twee opstelpunten, oost-west en noord-zuid. Een afwijking van de
aslijnen van maximaal 5 mm was hierbij acceptabel.
Na deze X, Y-meting werden de in de kolom mee te storten anker
bouten gecontroleerd op de hoogte (maximale afwijking 3 mm) en
de locatie ten opzichte van eerder genoemde aslijn.
Vloeren en funderingen
De aslijnen van een vloer of fundering werden ingemeten vanuit de
stramienlijnen. Op de bekisting werden deze centerlijnen aange
geven met spijkers. De maximale tolerantie was 5 mm.
In het beginstadium van de bouw werden deze aslijnen met rich
ting en afstand ingemeten vanaf de vaste punten. Hiervoor werd
ook gebruik gemaakt van de Wild T2 met Distomat, terwijl de
resultaten direct werden berekend met de Epson. Later zijn de
stramienlijnen ingekrast op de reeds gestorte betonvloeren; de
snijpunten van de stramienlijnen namen daarna steeds meer de
functie van de eerste vaste punten over.
In vloeren en fundaties komen veel ankerbouten en uitsparingen
voor. Deze werden op eenvoudige wijze gemeten door over de
aangegeven aslijnen een draad te spannen en de afstanden naar
de diverse objecten te meten of door weer gebruik te maken van
een theodoliet zoals in fig. 4 is te zien.
Voor ankerbouten was de maximale afwijking 5 mm, voor de uit
sparingen maximaal 10 mm. Tenslotte werd de hoogte van de in
de bekisting aangegeven storthoogte gecontroleerd. Dit gebeurde
ook voor de hoogte van de in te storten ankerbouten. Gecontro
leerd werd of de bovenkant van de ankerbout op de juiste hoogte
was gesteld. Na het betonstorten en ontkisten van de vloer of fun
datie werd er weer een „as built" meting verricht.
Eventueel geconstateerde afwijkingen, bijvoorbeeld door versto
ring tijdens het storten, konden dan in de staalconstructie worden
aangepast, zodat bij de installatie hiervan geen problemen zouden
ontstaan.
Controle na plaatsing apparatuur
Alle door derden geïnstalleerde apparatuur (vaten, pompen, enz.)
werd na het plaatsen gecontroleerd op de verticale stand, hoogte
en rotatie.
17