Vooraf werd de theoretische maatvoering bepaald aan de hand van civieltechnische, bouwkundige, leidingen- en fabricageteke- ningen. Op de funderingen waren vooraf de aslijnen aangegeven. Met behulp van een theodoliet werd de verticale stand gecontro leerd; hierbij werd waar mogelijk gebruik gemaakt van de door de fabrikant op het vat aangegeven aspunten, die tevens de oriënte ring aangaven. Voor de hoogtecontrole van de apparatuur was de hoofdflens en/of het steunpunt bepalend. De gegevens hierover werden over genomen van de fabricagetekeningen. De rotatie van de vaten wordt bepaald door de positie van de as- punten op het vat te vergelijken met tevoren op de fundering aan gebrachte kraslijnen. De toleranties voor de apparatuur waren als volgt: 1verticale stand afhankelijk van de hoogte van het vat (0,05 gr. met een maximum van 22 mm); 2. hoogte 3 mm op de hoofdflens; 3. rotatie 5 mm ten opzichte van de aslijnen. Indien bij het inmeten een niet te herstellen afwijking werd ge vonden, bijvoorbeeld een fout in de fabricage van het apparaat, werd deze afwijking door de tekenkamer dan wel de constructeur aangepast op de aansluitende staal- en/of leidingentekeningen. Fig. 5. Nauwkeurigheid Op de matentekening van de diverse onderdelen, zoals civieltech nische, bouwkundige, staal, apparatuur, en leidingen waren alle onderdelen van de fabriek in millimeters aangegeven ten opzichte van de aslijnen. Op een overzichtstekening waren de stramien- lijnen aangegeven in coördinaten, alsmede de afstanden van de verschillende aslijnen tot deze stramienlijnen. De nauwkeurigheden/toleranties waaraan het werk van de onder aannemers moest voldoen, stond vermeld in het contract met de betreffende onderaannemer. Deze waren apart aangegeven of er werd verwezen naar NEN-normen, bijvoorbeeld normblad NEN 2881 „Maattoleranties in de bouw". Dat tijdens de bouw hoge nauwkeurigheden werden verlangd, kwam onder andere door de moderne werkmethoden. Er werd na melijk veel gebruik gemaakt van prefab-elementen. De nauwkeu righeden waren vaak absoluut gesteld, maar eigenlijk relatief be doeld. In een constructie-eenheid moest alles voldoen aan de gestelde nauwkeurigheidseisen, in X, Y-richting vaak binnen 5 mm. Soms mocht er tussen verschillende onderdelen wel een klein verschil zijn, afhankelijk van de verder toe te passen materialen. Gezien de vele verbindingen tussen de diverse eenheden was veel kennis van zaken nodig om te kunnen beoordelen of een afwijking was toegestaan of niet. In de praktijk kwam het voor, dat de maximale toleranties van de aansluitende vakgebieden niet geheel overeenstemden of prak tisch gezien zeer moeilijk haalbaar waren. Voor een dergelijk werk was het dus van belang, dat de landmeter enig inzicht had in de bouwmaterialen en werkmethoden. Hierdoor konden de metingen zodanig worden ingericht, dat de voor de maatvoering belangrijke onderdelen werden gecontroleerd. Geconstateerde verschillen werden altijd gerapporteerd, waarna door de directie werd beslo ten of een aanpassing nodig was. Haalbaarheid nauwkeurigheidseisen In het algemeen gold voor het aangeven van aslijnen enz. de eis, dat dit gebeurde binnen 5 mm absoluut. Deze eis was echter wat te algemeen gesteld, zeker als je bedenkt dat dit ook geldt voor heipalen. Het uitzetten van piketten met deze nauwkeurigheid was misschien nog wel te doen, maar bij het slaan van palen met een lengte van 28 meter en een doorsnee van 45 x 45 cm wil nog weieens een kleine verplaatsing optreden. Het kon soms voor komen, dat een aantal onderdelen op zich keurig voldeed aan de gestelde eisen, maar dat het geheel toch niet acceptabel was. Een mooi voorbeeld hiervan is te zien op fig. 5. In het algemeen was voor de plaats van een ankerbout de eis gesteld, dat deze binnen 5 mm van de ontwerpmaat moest zitten. De ankerbouten in de kolommen P en Q moesten geplaatst zijn met een minimale afwijking van 5 mm. Per bout bedraagt de afwijking slechts 3 mm, maar dan wel tegengesteld. De ankerbouten in de kolommen R en S hebben een grotere afwijking. Toch zal de plaatsing van een balk op die bouten geen bezwaar opleveren, omdat beide afwijkingen in dezelfde richting gaan. Een bouwwerk als de Hycon, waar ontzettend veel wordt gewerkt met prefab-elementen, is natuurlijk erg gevoelig voor dergelijke fouten. In verband hiermee wordt van elke ingestorte ankerbout of groep ankerbouten een ,,as built" meting gedaan en een maat- rapport geschreven. Dit maatrapport wordt doorgegeven aan de directie, die beslist of op grond van dat rapport actie moet worden ondernomen in de richting van de leverancier van prefab-ele menten. Besluit Bij de uitvoering van de werkzaamheden zoals nu vermeld, zal nie mand achterovergevallen zijn van de enorme moeilijkheidsgraad van het werk. Vaak resulteert een en ander in een zeer eenvoudige meting die ook nog met vaak zeer eenvoudige middelen is verricht. Onze oude Wild T2 heeft bijvoorbeeld zeer veel goede diensten be wezen. Wel moet de landmeter een goed inzicht hebben, waar eventuele fouten kunnen ontstaan. Hij moet letten op de meest elementaire regels van de landmeetkundige praktijk zoals: temperatuurcorrectie meetband; nulpunt meetband; ontregeling instrumenten; niet horizontaal houden meetband. De landmeter moet niet alleen de benodigde metingen verrichten of laten verrichten, hij moet ook zeer grondig te werk gaan bij het voorbereidende werk, zoals het uitzoeken van de maatvoering met alle daarvoor benodigde tekeningen. De metingen die worden verricht, moeten zodanig zijn ingericht, dat het mogelijk is een hoge nauwkeurigheid te verkrijgen en dat controle altijd mogelijk is. Hierbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden op dat moment. Vooraf bedachte technisch en theoretisch hoogstaande metingen zijn soms onmogelijk uit te voeren door de situatie in het terrein op dat moment; een simpele bouwkraan in een vizierlijn, of een net gestelde bekisting kunnen veel bederven. Het moment waarop blijkt dat iets niet goed is, rijst de vraag wie de fout heeft gemaakt: de aannemer, die overigens dan inmiddels al klaar staat met de nodige vrachten beton, of de landmeter. Voordat een geconsta teerde fout wordt gerapporteerd, wordt de meting zeker drie keer gecontroleerd; grote verwarring zou namelijk ontstaan als onte recht de zaak is stopgezet. Door overleg met de onderaannemer over het verbeteren van een aantal meetmethoden werd bereikt dat het opleveringsniveau van de bekistingen werd verbeterd. Hieruit blijkt duidelijk, dat door de landmeetkundige inbreng (kennis apparatuur en meetmethoden) de nauwkeurigheid kan worden verhoogd. Bij een werk met een omvang als de Hycon, waar wordt gewerkt met een enorm strakke planning, is een tijdig uitgevoerde controle van groot be lang omdat fouten kunnen leiden tot enorme kostenverhogingen en/of tot vertragingen. 18 NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 20