Waterpassen in ontwikkeling*)
door J. H. ten Damme, sectiechef/projectleider bij de afdeling NAP van de Meet
kundige Dienst van de Rijkswaterstaat te Delft.
SUMMARY
Development of levelling
Task and development of the Survey Department of Rijkswaterstaat are considered as well as methods
and types of instruments used for higher order levelling.
Inleiding
In deze presentatie wil ik u kennis laten maken met ideeën en ont
wikkelingen die de laatste jaren zijn gerijpt bij de afdeling NAP van
de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Ik stel me voor
eerst, in globale termen, de NAP-taak te belichten om een kader
te scheppen voor:
een vergelijking tussen het secundaire en primaire waterpas-
net;
de instrumentkeuze, met name de aandacht die moet worden
geschonken aan de gevoeligheden van compensators van
automatische waterpasinstrumenten;
de doorgaande waterpasmethode;
de wijze van transport bij het waterpassen, te voet of met de
fiets.
NAP-taak
De Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat heeft onder andere
tot taak Nederland te voorzien van hoogte-informatie. Een onder
deel van deze taak is het in stand houden van een NAP-puntennet.
De MD doet dit door het regelmatig waterpassen of doen water
passen van primaire en secundaire netten.
'Amsterdam
PRIMAIR
SECUNDAIR
30 km
Fig. 1. Ruw ontwerp van een primair en secundair waterpasnet.
Lezing gehouden op 14 oktober 1987 te Utrecht tijdens het
14e NGL congres.
NGT GEODESIA 88
In fig. 1 is een ruw ontwerp te zien van het primaire waterpasnet
van Nederland. De buitenkring omsluit het te waterpassen gebied;
het volgt globaal de contouren van ons land. Het binnengebied is
opgedeeld in een groot aantal kleinere kringen tot een maaswijdte
van 25 x 25 km, zodat kringlengten ontstaan van 100 km.
Verdere verdichting van deze primaire kringen tot een maaswijdte
van ±4x4 km levert secundaire kringen op, die op hun beurt
door de lagere overheden nog verdicht kunnen worden tot tertiair
niveau.
De kleinste eenheid van een waterpasnet is de slag. Het is te zien
als de gebroken lijn baak-instrument-baak. De lengte van de slag
is maximaal 100 m, hetgeen betekent dat de afstand instrument
baak maximaal 50 m is bij het uit het midden waterpassen. De
aaneenschakeling van slagen tussen twee opeenvolgende peil-
merken is een sectie, en de aaneenschakeling van secties tussen
twee opeenvolgende knooppunten is een traject. De trajecten
vormen kringen en de kringen een net.
We zien dus dat wordt gemeten van klein naar groot, hetgeen wei
nig geodetisch is. Het hiervan bewust zijn is belangrijk, het dwingt
ons namelijk bijzonder alert te zijn op allerlei kleine fouten, die bij
veronachtzaming door opeenstapeling zeer sterk kunnen door
werken in het waterpasnet.
Satellietgeodesie, waarbij wel van groot naar klein wordt gewerkt,
biedt voorlopig nog geen uitkomst voor het NAP-net. Dit betekent,
dat investeringen ter verbetering van de economie van de door
gaande waterpassing nog steeds zinvol zijn.
Het secundaire net als concurrent van het primaire net
Uit berekeningen is gebleken, dat een secundair waterpasnet door
zijn aanzienlijk kleinere trajectlengte en het grote aantal kringen
een betere betrouwbaarheid heeft dan een primair waterpasnet in
het overeenkomstige gebied met uiteindelijk een praktisch verge
lijkbare precisie voor de hoogten. Zie het in fig. 1 met streeplijnen
aangegeven deelnet.
Het idee leeft dan ook secundaire deelnetten te koppelen tot één
groot landelijk primair net. Dit is mogelijk als:
de meting wordt uitgevoerd met goed instrumentarium (dus
ook invarbakenl in een kort tijdsbestek (bijvoorbeeld een half
jaar) in verband met bodembeweging;
de koppeling van de deelnetten plaatsvindt via de ondergrond
se merken. De ondergrondse merken, die gefundeerd zijn in
zeer stabiele grondlagen en daardoor geen beweging onder
gaan door de klink van de bovenste grondlaag, zijn over een
langer tijdsbestek ideale koppelpunten.
Wanneer elk jaar 2000 km secundair wordt gemeten, is Nederland
in tien jaar bedekt met een secundair net. Dit betekent, dat elke
tien jaar een primair net kan worden samengesteld uit secundaire
netten en er geen grote primaire waterpassingen meer nodig zijn.
Het is dan ook begrijpelijk, dat voor de ontwikkeling van nieuwe
waterpastechnieken bij de Meetkundige Dienst vooral aandacht
wordt geschonken aan de secundaire waterpasmethode.
(Bij de secundaire waterpasmethode wordt per slag eerst de
achterbaak afgelezen en vervolgens de voorbaak. Per slag wisse
lende afleesvolgorde, zoals bij het primair waterpassen gebruikelijk
is, worden niet toegepast. Met goed instrumentarium is een sec
tietolerantie van 3 mrrr|/L km goed haalbaar.)
Instrumentkeuze
Opeenstapeling van kleine foutjes bij het waterpassen is niet te
voorkomen. Wel kan worden getracht deze zo klein mogelijk te
laten zijn. Het kiezen van een goed secundair compensatorinstru-
ment is daarom zo'n belangrijke, maar ook moeilijke zaak. Vele
factoren spelen daarbij een rol.
23