tfft
mi
A y
W/////A
<v
1213 xio' X
T7
J
ruimte nog leeg is. Het positief gevolg is, dat bij een leesopdracht
op het bestand zoveel mogelijk informatie gelijktijdig wordt ingele
zen. Op het rechterdeel van fig. 7, waarbij de zones zijn „gescatte-
red", is dat zichtbaar gemaakt. Dit effect wordt uiteraard minder
naarmate de database in de tijd meer gevuld raakt. De gereser
veerde ruimte voor de zones wordt dan toch overschreden, zodat
verspreiding van de gegevens niet meer te vermijden is.
"GESCATTERD" BESTAND
1
nn
Fig. 7. Scattering.
Om verdere l/O-vertragingen tegen te gaan, is het nodig op gezet
te tijden het hoofdbestand fysiek te reorganiseren door bijvoor
beeld de database in te lezen en opnieuw weg te schrijven; gelijk
tijdig wordt dan per zone de beschikbare geheugenruimte ver
groot. Dit proces van „unload/reload" kost veel extra schijfcapaci
teit, terwijl tijdens deze activiteit niet op het bestand mag worden
gemuteerd.
c. Bewerking en uitwisseling van de gegevens
Voor alle duidelijkheid wil ik toch even vermelden, dat het ka
dastrale hoofdbestand niet echt één grote landelijke database is.
Fysiek zou dit moeilijk te beheren zijn. Er bestond nog onvoldoen
de duidelijkheid omtrent de mogelijkheden voor de fysieke inrich
ting van de hoofdbestanden en derhalve is ook niet gekozen voor
de oplossing van 14 provinciale hoofdbestanden. Gezien het feit,
dat we zeer geleidelijk met digitale produktie wilden starten, werd
besloten voorlopig voor elk digitaal project een apart hoofdbestand
aan te maken.
Bewerking op het hoofdbestand vindt plaats vanuit de kadastrale
vestigingen met behulp van werkbestanden; dit zijn kopieën van
een klein bewerkbaar deel van het betreffende hoofdbestand. Er
wordt dus niet rechtstreeks op het hoofdbestand gemuteerd. Deze
keuze is gebaseerd op de op dat moment bekende mogelijkheden
van het beheer en de beveiliging van grote bestanden.
Zoals in fig. 8 is te zien, kan men een werkbestand op twee manie
ren selecteren:
door opgave van de coördinaten van een linkeronderpunt en
rechterbovenpunt van een gekozen rechthoek; dit wordt voor
al aangewend bij GBKN-toepassingen. Elementen die over de
grenzen van het werkbestand vallen, worden toch meegese-
lecteerd en zijn niet afgesneden;
door opgave van de kadastrale aanduiding van één of meerde
re percelen, of een gehele sectie of gemeente. Het systeem
kiest dan een ruim om de percelen liggende rechthoek.
MANIEREN VAN SELECTIE VAN WERKBESTANDEN
2
A/X. 91i \y/
/A sx 2000
\l999 V/
1. gebiedsselectie via
coördinaten
2. via kadastrale
aanduiding
Fig. 8. Werkbestanden.
Ingeval van mutatie wordt het hoofdbestand beveiligd tegen dub
bel selecteren door het opnemen van een record, waarin de naam
en het bereik van het werkbestand staan vermeld. In Apeldoorn
wordt het hoofdbestand fysiek gemuteerd door het oorspronkelijk
geselecteerde gebied van het werkbestand geheel te vervangen
door het gewijzigde. Deze wijze van muteren van het hoofd
bestand is in wezen een ,,batch-proces". Voorlopig is niet geko
zen voor het alternatief, een mutatiebestand met alleen de nieuwe,
gewijzigde en vervallen elementen. Uitsluitend grondslaginforma
tie kan direct interactief worden toegevoegd aan het hoofd
bestand. Dit geschiedt met behulp van in de vestiging geplaatste
terminals.
DUF
Zoals vermeld, is het DUF-formaat ontworpen ten behoeve van
het datatransport tussen de centrale gegevensbank (hoofdbe
stand) en de subsystemen van LKI. DUF kent dezelfde zeven kar-
tografische recordtypen als het hoofdbestand, plus een zgn. voor
loop-record, dat informatie bevat over het DUF-bestand zelf. Al
leen rechte lijnen en cirkelbogen worden toegelaten bij de opbouw
van lijnstrings. De reden hiervoor is, dat hogere graads krommen
of „splines" vaak problemen opleveren bij de gegevensuitwisse
ling. Lijn- en teksttypen en symbolen worden slechts aangeduid
met een codering, omdat is aangenomen dat iedere instantie die
digitaal werkt, de voorkeur geeft aan een eigen symbolenbiblio-
theek. Tevens zou het uit te wisselen bestand bijzonder worden
uitgebreid door het fysiek opnemen van symbolen.
Het DUF-formaat kent een wat strak gedefinieerde structuur, om
dat het eigenlijk uitsluitend is bestemd voor intern gebruik. Voor de
uitwisseling van gegevens met andere instanties heeft het Ka
daster gekozen voor het inmiddels voorlopig door de RAVI geac
cepteerde SUF2. Uitwisseling via DUF kan uiteraard ook; voor bei
den is conversieprogrammatuur geschreven.
SELECTIECODE
Om op een snelle wijze vaste produkten te kunnen selecteren, is
het begrip „selectiecode" geïntroduceerd. Met behulp van het
subsysteem Gegevenspresentatie is het (daardoor) mogelijk gege
vens analoog of digitaal te presenteren en uit te wisselen. Naast
de standaard kaartprodukten, zoals GBKN en kadastrale kaart,
kunnen ook zogenaamde „vrije" kaartprodukten worden vervaar
digd. De bladgegevens en de legende worden via aparte, per
kaartblad opgeslagen, bestanden toegevoegd; samen met de sym
bolen en de diverse lijntypen, die zich in de symbolenbibliotheek
bevinden, wordt de uiteindelijke piotfile aangemaakt.
Voor de digitale gegevensuitwisseling geldt, dat dit uitsluitend de
inhoud van het hoofdbestand betreft; er worden dus geen legende
of bladgegevens meegeleverd. Digitale uitwisseling vindt voorlopig
alleen plaats via magnetische tape; daartoe zijn specificaties op
gesteld.
Uit fig. 9 blijkt, dat de selectiecode een code is, die per element
kan worden opgenomen om aan te geven tot welke kaartproduk
ten het element behoort; de zes mogelijkheden die hier zijn ver
meld, kunnen ook gecombineerd worden toegekend, zoals uit de
voorbeelden blijkt. Om de inhoud van een GBKN-blad te selecte
ren, behoeven niet alle voorkomende classificaties te worden op
gegeven, maar alleen de selectiecode G. Deze code sluit niet uit,
dat ook via andere kenmerken selecties uit het bestand mogelijk
zijn. Algemeen geldt, dat het Kadaster krachtens wet of contract
alleen die elementen in het hoofdbestand moet bijhouden, waar
aan een B of G is gekoppeld.
NGT GEODESIA 88
65