en de volgende meetgegevens: stand plaats 513 614 615 524 richt punt 520308 614 513 615 614 520511 524 520511 615 f520508 richting O 56,0472 O 188,5682 O 137,4863 231,9163 O 321,1837 afstand 305,985 305,985 292,505 292,520 341,205 341,250 f520511 verticale hoek 99,209 101,026 99,606 100,606 98,431 101,830 Gevraagd: Corrigeer eventueel de meetgegevens en bereken de coördina ten van de punten 614 en 615. 2. Voor een fotogrammetrische opname zijn op de Langsweg na bij huis no. 68 paspunten aangebracht (zie fig.). Langs deze weg ligt oude grondslag, waarvan de polygoonpun- ten toentertijd zijn aangemeten aan goed gefundeerde bebou wing. De voorgevels van de huizen nos. 44 en 68 liggen even wijdig aan de polygoonzijde 102- 103. Bij de meting van de paspunten zijn de aanmetingen van de polygoonpunten gecontroleerd. Als meetresultaten op standplaats 102 zijn gegeven: richtpunt richting verticale hoek afstand 101 0 101,0375 277,65 103 181,9971 101,0021 241,23 103 282,0038 299,0088 241,25 101 100,0009 298,9728 277,66 101 0,0036 bout 017 282,2464 99,9766 22,18 p.p. A 374,1104 102,2418 35,02 p.p. B 376,8123 101,7785 44,89 p.p. C 379,7156 101,2825 64,76 101 0,0064 De hoogte van het optisch centrum van de reflector boven het te meten punt is bij bout 017: 3 cm en bij de paspunten: 1,50 m. Hoogte bout 017 is: 1,16 m NAP. h3 j I/K""uA Tur-s;" Gevraagd: ~~v101 Bereken de coördinaten en de hoogten van de paspunten A, B en C. Schrijf uw berekeningsgang systematisch en overzichtelijk op en vermeld hierbij ook de tussenresultaten. LANDMEETKUNDE Tijd: 2 uur 1De as van een te graven sloot is in het terrein aangegeven. Ten behoeve van het graafwerk moet op drie plaatsen (in A, B en C) de insteek van de sloot worden uitgezet. Van het terrein zijn de maaiveldhoogten gegeven ter plaatse van: het einde van de sloot: maaiveld in A -0,20 m' NAP; het midden van de sloot: maaiveld in B 0,00 m' NAP; het begin van de sloot: maaiveld in C +0,10 m' NAP. Van de sloot is verder nog gegeven: de bodembreedte is 1 m'; de bodemdiepte op het laagste punt A is -2,00 m' NAP; het verhang is 2%o; de lengte van de sloot is 300 m'; het sloottalud is 1 VA. Gevraagd: Bepaal de plaats en de NAP-hoogten van de piketten als deze met 20 cm „zicht" moeten worden geplaatst. 2. a. Wat is parallax; hoe constateert men dat en hoe heft men het op. Licht uw antwoord toe met een tekening. b. Hoe stelt men de kruisdraden van de kijker van een theodo liet of waterpasinstrument scherp? c. Als met een theodoliet wordt gericht op een ver punt, zit er steeds een constant verschil tussen de twee kijkerstanden (buiten het 200 gon-verschil vanwege het doorslaan van de kijker). Verklaar dit verschil. Hoe geschiedt de regeling om deze fout op te heffen? d. Hoe controleer je in het terrein of de prisma's van een dub bel pentagoonprisma: goed zijn geslepen; goed op elkaar zijn gemonteerd? 3. Een atletiekbaan met een loopbaanlengte van 400 m' is opge meten ten behoeve van de opmaak van een proces-verbaal van lengtemeting. De lengtemeting is uitgevoerd met een geijkte stalen 50 m' meetband (zie ijktabel) met 5 kg trekkracht en meting van de temperatuur. De meting is uitgevoerd door de meetband plat langs de beton- band te trekken. De betonband staat op 30 cm binnen de 400 m' looplijn. looplijn 400 M' 0.300 M' - IJkrapport nr. - Meetband nr. - Staalkwaliteit - Doorsnede - Lengte - Correctie - Onderzoeks terap. - Trekspanning - Lengteverandering voor 1° C en 1 m. lengte 0,0115 ram. bij een aangenomen uitzettingscoëfficiënt van 0,0000115/° 487 468/SB I4a roestvrije 13x0,2 50 meter van O-punt tot aangegeven lengte 20° C 50 Nm Aflezing in m. Correctie in mm. Aflezing in m. Correctie in 1 0,0 26 -0,3 2 +0,1 27 -0,3 3 0,0 28 -0,3 4 0,0 29 -0,4 5 -0,1 30 -0,4 6 -0,1 31 -0,4 7 -0,1 32 -0,4 8 -0,1 33 -0,5 9 -0,1 34 -0,5 10 -0,2 35 -0,5 11 -0,2 36 -0,5 12 -0,2 37 -0,5 13 -0,2 38 -0,5 14 -0,3 39 -0,6 15 -0,3 40 -0,6 16 -0,3 41 -0,6 17 -0,3 42 -0,6 18 -0,3 43 -0,6 19 -0,3 44 -0,6 20 -0,3 45 -0,6 21 -0,3 46 -0,6 22 -0,3 47 -0,6 23 -0,3 48 -0,6 24 -0,3 49 -0,7 25 -0,3 50 -0,7 N.B. Door de correctie (met behoud van haar teken) op te tellen bij de afgelezen lengte krijgt men de juiste waarde van de lengte, juis te waarde afgelezen waarde correctie" De onzekerheid in de opgegeven correcties bedraagt t 0,2 mm. 78 NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 26