1798-1838 KB's, BW 1811-1832 Kad. kaart 1828-1838 Kad. registratie Historische ontwikkeling In het begin van de vorige eeuw werd de basis gelegd voor de registratie van onroerend goed in Nederland. Om zijn kostbare oor logsvoering te kunnen bekostigen, stelde Napoleon Bonaparte in navolging van wat in Frankrijk reeds was opgezet dat ook in Nederland/België een systeem van grondboekhouding moest wor den gebouwd. Vanuit deze fiscale gedachte werd in 1811 begonnen met de inde ling van het grondgebied in kadastrale percelen, met tegelijk de registratie van de grondeigenaren, zodat op eenvoudige wijze een heffing grondbelasting genaamd kon worden geïnd. In 1832 was deze enorme klus geklaard. Toen in 1838 het Burgerlijk Wet boek werd ingevoerd, waarvoor de eerste pennestreken aan het eind van de 18e eeuw werden gezet, werd dankbaar gebruik ge maakt van het kadastrale stelsel voor de registratie van de zake lijke rechten op onroerend goed. Een verplicht gebruik van de kadastrale kenmerken in notariële akten onderstreepte het belang en de betekenis van de grondboekhouding. Omdat het systeem van registratie van zakelijke rechten op onroe rend goed een zgn. negatief stelsel werd genoemd, hetgeen in hield en nog inhoudt, dat de rechtsfeiten kenbaar uit de openbare registers geen positieve betekenis konden hebben, is aanvankelijk wat meewarig tegen het kadastrale stelsel aangekeken. Wat rech tens was, kon men in de openbare registers lezen, niet in de kadastrale registratie. Zo is het lange tijd gebleven. Terecht overi gens, nu de kadastrale registratie een ambtelijke conclusie inhield van rechtsfeiten, ten einde tot een „richtige" heffing van de grondbelasting te komen. Echter in de loop van de afgelopen 150 jaar is de betekenis van de kadastrale registratie ook in formele zin toegenomen. Vanwege de betrouwbaarheid van de kadastrale registratie heeft de wet gever deze registratie op een gegeven moment zelfs tot uit gangspunt genomen voor de vastlegging van rechten op onroe rende goederen, bijvoorbeeld de Ruilverkavelingswet 1954, thans de Landinrichtingswet. Hoe is deze algemeen aangeduid als semi-positieve betekenis tot stand gekomen? Zoals gezegd is de betrouwbaarheid van het vastgoedsysteem vooral te danken aan de kwaliteit, die binnen de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers aanwezig was en nog steeds is. Deze kwaliteit gaat gepaard met een plichtsbe trachting die alom in de maatschappij wordt gewaardeerd: zowel bij de notaris die mede met de gegevens uit de kadastrale registra tie akten opmaakt en die vanwege de koppeling van het civielrech telijke object met de administratiefrechtelijke kenmerken (gemeen te, sectie en nummer) vaak geen andere keus heeft dan af te gaan op deze kadastrale registratie, als bij de rechterlijke macht die, als het geschillen betreft over zakelijke rechten op onroerend goed en met name grensgeschillen, zich graag deskundig laat voorlichten door de kadasterambtenaar. Ook de nauwe samenwerking tussen het notariaat en het hypotheekkantoor, welke plaatsvindt in het elkaar aanvullen c.q. corrigeren, heeft belangrijk bijgedragen tot wat thans van het Kadaster wordt gezegd. Echter niet alleen deze beide beroepsgroepen stellen de kwaliteit van de kadastrale regis tratie op hoog niveau, vooral ook de particuliere burger gaat af op de gegevens die bij het Kadaster in menig register zijn opgeslagen. In dit verband moge duidelijk zijn, dat rechterlijke uitspraken uit de afgelopen 150 jaar in beperkte mate van invloed zijn geweest op de bijwerking van de kadastrale registratie. Ik moet het aantal overgeschreven vonnissen of arresten die direct tot wijziging van de tenaamstelling aanleiding hebben gegeven dan ook, afgezet te gen het totaal aantal overschrijvingen, kwantitatief als te verwaar lozen beschouwen. Daar waar een rechterlijke uitspraak het gehele stelsel van registratie van zakelijke rechten op onroerend goed beïnvloedt, geldt echter een langdurige en indringende werking, bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad uit het eind van de vorige eeuw over de werking van het legaat, welke tot voor enkele jaren terug van kracht was. 108 Tot nu toe heb ik vooral gesproken over het notariaat en de rech terlijke macht enerzijds en de kadastermedewerkers anderzijds, maar terugkijkend op de afgelopen 150 jaar wil ik toch ook niet de hypotheekbewaarder vergeten. Hoewel lijdelijk genoemd in zijn wettelijke functie, is geen sprake van een alom passief optreden van genoemde functionaris. Juist vanwege de tweeledigheid in zijn functie, die van hypotheekbe waarder met betrekking tot de openbare registers en die van kadasterbewaarder met betrekking tot het kadastrale stelsel, te weten de heffing van de grondbelasting, is voortdurend gewerkt aan een maximale kwaliteit van de registratie. In het tijdvak waarin het Kadaster onderdeel uitmaakte van de Belastingdienst, werd ook niet anders verwacht. Welk een consternatie werd aangetroffen op het hypotheekkan toor, als de over- of inschrijving van een stuk werd geweigerd. Vanwege de autoriteit van de hypotheekbewaarder werd zo'n weigering meestal geaccepteerd. Echter in de rechtsontwikkeling en -toepassing deden zich vernieuwingen voor, die het instituut lijdelijkheid tot de juridische werkelijkheid deden terugkeren. „Wei gering" was alleen nog mogelijk met instemming van de aan bieder. Terugkerend naar het kadastrale vastgoedsysteem, zoals zich dat tot op heden heeft ontwikkeld: een standbeeld zou moeten wor den opgericht voor degene, die dit systeem heeft gemaakt, dat na 150 jaar in hoofdlijnen nauwelijks is gewijzigd en waarmee men nu nog volop werkt. Hetzelfde geldt voor de vervaardiger van het systeem van de kadastrale kaarten, dat onverkort van toepassing is. Net als bij de kadastrale registratie geldt ook voor de kadastrale kaarten, dat ze hele generaties hebben overleefd, dat ze voort durend zijn bijgesteld om aan de eisen van de tijd te voldoen, tot opeens blijkt dat ze aan vernieuwing toe zijn, maar dan ook volledig. Beheer in de toekomst Zou je de opbouw van het kadastrale stelsel en de regeling en de registratie van zakelijke rechten op onroerende goederen in het be gin van de 19e eeuw de eerste grote vernieuwing van alle daar voor beperkt en divers geldende systemen en regelingen kunnen noemen, thans staan we aan de vooravond van de tweede grote vernieuwingsronde. Alle tussentijds aangebrachte wijzigingen, zo wel in het juridisch/administratieve als in het landmeetkundig/ kartografische gedeelte, vallen in het niet bij de toenmalige en de huidige. De start van deze tweede ronde ligt kort na de tweede wereld oorlog. In 1947 kreeg prof. Meijers, hoogleraar Burgerlijk Recht te Leiden, de opdracht een nieuw Burgerlijk Wetboek te ontwerpen. De hoogleraar startte met het op papier zetten van een groot aan tal vraagpunten waarop principieel een antwoord moest worden gegeven. Ik beperk mij tot het eerste vraagpunt met betrekking tot de registratie van zakelijke rechten op onroerende goederen. Moest het hier te lande geldende negatieve stelsel gehandhaafd blijven of diende er een ander meer positief stelsel te komen? Het antwoord was overduidelijk. Het negatieve stelsel is in de praktijk gebleken een stelsel te zijn, dat vanwege de taakopvatting van zowel het Kadaster als het notariaat niet veranderd zou moeten worden. Elk ander stelsel brengt hoge overheidskosten met zich mee. Daar waar knelpunten lagen, moest na uitbreiding van het aantal inschrijfbare feiten een grotere rechtszekerheid worden ge waarborgd. Kortom: de goede trouw werd ten tonele gevoerd en een beroep daarop kon alleen slagen als men het feit waarover een geschil bestond, niet kende uit de registers en ook niet had kunnen kennen. Met deze kwalificatie van het kadastrale vastgoedsysteem kan men het doen! Een beloning voor decennia lang betrouwbaar en rechtszekerheid bevorderend werken. In 1965 kwam een Staatscommissie, ingesteld in 1957, met een rapport over het Kadaster en pleitte voor een wettelijke regeling voor een groot aantal kadastrale aangelegenheden, waarvoor de commissie tevens een ontwerp van wet vervaardigde. Eerst in de jaren 80 kregen zowel het NBW als de Kadasterwet hun nadere contouren. Op dit moment is men volop bezig met de parlemen taire behandeling; recent is de Memorie van Antwoord op de Kadasterwet en de betreffende afdeling van Boek 3 van het NBW verschenen. Inhoudelijk is de oorspronkelijke opzet overeind gebleven. Het NBW bevat o.a.: a. nadere regeling in een bijzondere wet betreffende inschrijfbare rechtsfeiten; b. meer inschrijfbare rechtsfeiten; c. regeling betreffende het tijdstip waarop rechten ontstaan; d. goede trouw werking. NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 12