sen digitale remote sensing beelden en geografische informatie systemen, een bijzonder actueel onderwerp. Jensen sluit af met een appendix van 80 pagina's met elementaire beeldverwerkings routines, toegespitst op remote sensing toepassingen. De soft ware is in Fortran en voorzien van uitgebreid commentaar. Wie zich wil gaan bezighouden met digitale remote sensing, maar nog terugdeinst voor de prijs van de apparatuur, kan aan de hand van deze software, hoewel niet opgezet voor produktiedoeleinden, experimenteren en ervaringen opdoen. Jensen gaat veel meer dan Lillesand Kiefer in op de mathemati sche en statistische achtergronden van digitale beelden. Toch is het even leesbaar. Ook voor Jensen geldt dat het is toegespitst op de gebruiker, maar de lezer wordt de gelegenheid geboden om zelf systemen te ontwikkelen uit bestaande hardware componenten en eigen software. Het niveau ligt daarom wat hoger dan dat van Lillesand Kiefer. Voor hen die zich willen oriënteren in de remote sensing, vormen beide boeken goed leesbare introducties. De uit gebreide literatuurlijsten, gerangschikt per hoofdstuk, wijzen de weg naar verdieping in specifieke onderwerpen. De indexen zijn uitgebreid. Daarnaast geeft Jensen een woordenlijst. Merkwaardige coïncidentie is, dat beide boeken precies 10 hoofd stukken bevatten. Zou dit louter toeval zijn of zou de remote sen sing thans zo sterk in het digitale teken staan, dat men zelfs de kennis erover volgens de tien vingers van de handen rangschikt? M. J. P. M. Lemmens GEODETIC WORK IN THE NETHERLANDS 1983 - 1986 Ten behoeve van het Congres van de Internationale Associatie voor Geodesie (IAG) in augustus 1987 te Vancouver, Canada, heeft de Rijkscommissie voor Geodesie bovengenoemd vierjaar lijks verslag gepubliceerd van Nederlandse geodetische activitei ten. Dit betreft dan met name de werkzaamheden van de Rijks driehoeksmeting, het NAP en de Hydrografische Dienst, de inter nationale ruimte-geodetische meetprojecten met GPS, satelliet- laserafstandmeting en VLBI waar Nederland in betrokken was, en ontwikkelingen op het gebied van de gravimetrie en de theorie vorming. Voor geïnteresseerden is nog een beperkt aantal exemplaren van deze publikatie (17 pagina's) verkrijgbaar bij de Rijkscommissie voor Geodesie te Delft. Inmiddels is ook het delegatieverslag van het bovengenoemde IAG Congres verschenen. Met bijdragen van F. J. J. Brouwer, C. D. de Jong, J. C. de Munck, Ft. Rummel, M. A. Salzmann, G. L. Strang van Hees en P. J. G. Teunissen wordt een indruk gegeven van de inhoud en waarde van de IUGG „Union Lectures", de interdiscipli naire symposia van de IUGG en de wetenschappelijke studie- en sectiebijeenkomsten van de IAG zelf. Voor het wetenschapsgebied dat de IAG bestrijkt, zij verwezen naar een bericht in NGT Geodesia van juli/augustus 1987, p. 284. Geïnteresseerden kunnen nog een exemplaar van dit IAG-delega- tieverslag aanvragen bij ondergetekende. F. J. J. Brouwer, Rijksdriehoeksmeting, Apeldoorn. PRAKTISCHE GEODESIE EN TOPOGRAFIE Deel 2. Numerieke verwerking van kwantitatieve waarnemingen. U. L. van Twembeke. Eerste druk 1987. Uitgeverij Acco, Leuven/ Amersfoort. ISBN 90 334 1404 x. Prijs f 42,— Het eerste deel van de cursus „Praktische geodesie en topogra fie", getiteld Metrologie, handelt over de verschillende meettech nieken die in de klassieke geodesie en topografie worden gebruikt. Dit eerste deel is besproken in NGT Geodesia 1987 no. 1In deel twee worden de verschillende waarnemingsmethoden besproken te zamen met de wiskundige analyse betreffende overtallige kwantitatieve waarnemingen met als doel de meest waarschijnlij ke waarde van de gemeten grootheden te bepalen. Vervolgens wordt nagegaan wat de betrouwbaarheid is van de eindresultaten. Het boek wordt gekenmerkt door een hoge mate van systematiek. De onderwerpen in de hoofdstukken 2 t.m. 9 worden ingeleid met fundamentele begrippen. Naast definities worden daaronder even eens verstaan de beginselen van de matrix-algebra, het oplossen van stelsels lineaire vergelijkingen en de linearisatie van vergelij kingen. Men zou deze onderwerpen eerder verwachten in een wis- kundecursus. Niettemin is het uit didactisch oogpunt gemakkelijk om deze stof „bij de hand te hebben" en het biedt ook gelegen heid om de notatie consequent toe te passen. De stellingname dat de betekenis van het begrip „precisie" eigen lijk foutief is en beter „onprecisie" zou kunnen luiden, vind ik aan vechtbaar. Immers met precisie wordt aangeduid de mate waarin iets precies is. (Vgl. nouv. Petit Larousse précision: qualité de ce qui est précis.) Overigens zijn de begrippen duidelijk en helder weergegeven. Een min of meer intuïtieve benadering vooraf kan 116 voor studenten een grote steun betekenen voor het vervolg van de studie. Na de begrippen volgen foutentheorie en statistiek. Ook hier is treffend de systematiek van de behandeling. De kromme van Gauss wordt volledig op zijn merites bezien, alvorens op de stan daardvorm van de normale verdelingsfunctie over te gaan. Met be hulp van tabellen is aangegeven bij welke variatiebreedte men welk percentage van het waarschijnlijkheidsgebied kan verwach ten. De tweedimensionale verdelingen zijn met dezelfde zorgvul digheid behandeld. Daarbij staat het begrip correlatie bij afhanke lijke waarnemingen centraal. Een uitvoerige studie is gewijd aan de spreidingsellips. Beschouwingen over normale m-dimensionale verdelingen leiden tot de covariantiematrices. De fysische beteke nis van deze matrices is onderwerp van studie, alvorens op een korte beschouwing over S-transformaties en criteriummatrices wordt overgegaan. Bij de ontwikkeling van deze theorie is alle eer gegeven aan Tienstra, Baarda en Alberda, hoewel jammer genoeg de naam van Tienstra foutief is gespeld. De theorie van de vereffening met behulp van de methode der kleinste kwadraten komt uitvoerig aan de orde. Na een toelichten de beschouwing, waarin wordt aangegeven dat meestal het aantal overtallige waarnemingen om praktische redenen beperkt is en de methode daarom geen middel biedt om de precisie te verhogen, maar wel een inzicht in de precisie geeft, volgen de definities van de gebruikte symbolen. Allereerst is aangegeven langs welke wegen men tot een oplossing kan komen, ofwel met behulp van de matrix-algebra ofwel met de klassieke algebra. Een verder onderscheid per methode is, of er gelijke of verschillende gewich ten zijn te onderkennen. Op basis daarvan zijn de algemene voor waarden afgeleid. Daarna worden de oplossingen gegeven van vier praktische gevallen, aangeduid als: 1directe waarnemingen; 2. indirecte waarnemingen; 3. voorwaardelijke waarnemingen; 4. indirecte waarnemingen gebonden daarvoor. Ik acht dit plezieriger dan het gebruik van uitdrukkingen als eerste standaardvraagstuk, enz. De oplossingen worden gevolgd door de bepaling van de nauwkeurigheidsparameters. Een numeriek voor beeld ontbreekt niet. Belangrijk zijn ook de beschouwingen in dit hoofdstuk omtrent het gebruik van modellen (functionele en sto chastische) en het nauwkeurigheidsbegrip in relatie met de econo mie van het meetproces. Ook is aandacht geschonken aan fouten- modellen en de betekenis van eventuele onzuiverheden daarin. Uit statistisch onderzoek kan men in vergelijkbare gevallen komen tot een betere modelkeuze voor de vereffening. De vier eerder ge noemde standaardgevallen zijn vervolgens in extenso uitgewerkt, steeds begeleid door numerieke voorbeelden. De gevaren van de methode worden benadrukt. Kritische aandacht wordt gevraagd, omdat men maar al te snel tevreden is met een kleine standaard afwijking. De ontwikkeling van nieuwe methoden om meer geperfectioneer de foutenmodellen te creëren, komen vervolgens aan de orde. Door perfectionering van de meetapparatuur en uitbreiding van het domein van toepassing van vereffeningsmethoden met een grote re complexiteit is deze ontwikkeling logisch. Men laat daarbij geen vrijheid toe aan afgeleide grootheden, maar legt beperkingen op; zij moeten voldoen aan een bepaalde nauwkeurigheid. Ook hier illustreert een numeriek voorbeeld het geheel. Tenslotte is behan deld de Kalman-filtering, een elegante methode die een oplossing biedt voor schattingsproblemen betreffende dynamische syste men, zoals de studie van de zwaartekracht, de vervorming van geometrische structuren (deformatiemetingen) en de baanbepaling van satellieten. Al met al een waardevol boek, dat bijzonder geschikt is voor stu denten die het mocht ontbreken aan voldoende wiskundig inzicht en ervaring nodig voor foutentheoretische beschouwingen. De op bouw van de theorie en de uitwerking in praktische voorbeelden is zodanig, dat de theorie direct wordt vertaald naar de praktijk. Didactisch is de opzet van het boek uitstekend door zijn conse quente aanpak. De schrijver is zo geboeid door de elegantie van de wiskunde die bij dit onderwerp nodig is, dat het aanstekelijk werkt op de lezer. Daarbij is veel in het werk gesteld om al te com plexe notaties te vermijden, ofwel door het aantal onbekenden te beperken of door deze te vervangen door een getalcombinatie. Soms lijkt het wat erg tegemoet te komen aan de lezer. Uit didac tisch oogpunt is het naar mijn smaak toch goed om deze werk wijze te hanteren. Uiteraard is het niet gemakkelijk om zet- of druk fouten te vermijden. Op de 371 bladzijden die het boek telt, is door mij slechts 15 maal een aantekening gemaakt betreffende een zet fout. In de meeste gevallen is dit snel te onderkennen. Over de presentatie van de figuren en de typografie niets dan lof. Met dit boek verkrijgt men een helder en actueel inzicht omtrent de fou tentheorie en zijn toepassing. ir. W. Berends NGT GEODESIA 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1988 | | pagina 20