volgen, alvast enige vreugde doen beleven aan de Kadasterwet. Ik
zou dit willen doen in de vorm van een raadseltje over de betekenis
van een bij de zesde nota van wijziging op 18 mei 1987 aan art.
49 lid 5 toegevoegde zin [6]. Hieronder geef ik de desbetreffende
tekst weer, in de hoop dat u aan het eind van mijn verhaal op de
vraag naar de betekenis ervan antwoord kunt geven. Om de opga
ve iets te vereenvoudigen, zou ik er op grond van de toelichting
in de Memorie van Antwoord [7] aan willen toevoegen, dat de toe
voeging te maken schijnt te hebben met de automatisering van de
kadastrale registratie, kortom met de AKR. De tekst luidt als volgt:
Hij (de minister) kan daarbij bepalen dat ten aanzien van het ge
bruik van hoofd- en kleine letters en diacritische tekens, en van het
al dan niet aan elkaar schrijven van letters geen overeenstemming
behoeft te bestaan tussen de bij de Rijksdienst bekend gestelde
schrijfwijze der in de kadastrale registratie te vermelden gegevens
en de wijze van vermelding van die gegevens daarin".
Als ik het nu goed begrijp, wordt hier het maken van taalfouten
wettelijk aan de bewaarder toegestaan. Men kan zich afvragen of
dit voorrecht ook niet aan de landmeter moet worden gegund.
Betekenis NBW en Kadasterwet
Gelukkig blijft de betekenis van NBW en Kadasterwet voor de ver
nieuwing en verbetering van het kadastrale vastgoedsysteem niet
beperkt tot dit taalkundige privilege. In het handboek van Asser-
Beekhuis over het zakenrecht heb ik drie categorieën van verbete
ringen genoemd, namelijk een grotere volledigheid van het stelsel
van inschrijvingen, een betere bescherming van derden-verkrijgers
te goeder trouw en betere rechtswaarborgen rond openbare regis
ters en kadaster [8], De eerste twee verbeteringen worden door
het NBW zelf bewerkstelligd. Zij komen er praktisch op neer, dat
het negatieve stelsel van weleer wordt vervangen door een semi-
positief stelsel, doordat derden nagenoeg geheel op de volledig
heid, juistheid en geldigheid van het in de openbare registers gepu
bliceerde zullen kunnen vertrouwen. De bijdrage van de Kadaster
wet bestaat enerzijds uit de hogere eisen die worden gesteld aan
de in te schrijven stukken en anderzijds uit rechtswaarborgen voor
een juiste bijhouding en vernieuwing van het kadaster zelf. Van
alle verbeteringen schat ik deze laatste het hoogst. In feite komt
het erop neer zo heb ik in de samenvatting van de lezing gezegd
dat aan de driehoek notariaat, openbare registers en kadaster
nog een vierde hoekpunt wordt toegevoegd, namelijk de rechter
die in twee instanties (rechtbank en Hoge Raad) de kadastrale
gegevens kan vaststellen, zowel bij de bijhouding als bij de ver
nieuwing.
Betekenis kadaster voor NBW
Als ik het zo formuleer, dan lijkt het alsof het Kadaster alleen maar
profijt zou trekken van de totstandkoming van het nieuwe burger
lijk recht in plaats van daaraan zelf ook een belangrijke bijdrage te
leveren. In werkelijkheid is die bijdrage minstens even wezenlijk en
kan men zeggen dat het nieuwe burgerlijk recht, met name het
zakenrecht, helemaal niet zou kunnen functioneren zonder een
goed werkend Kadaster. Het hele private en trouwens ook publie
ke rechtsverkeer omtrent onroerend goed staat en valt met de be
trouwbaarheid van het Kadaster. Het is dan ook niet voor niets,
dat de Kadasterwet door regering en parlement eenvoudig als een
onmisbaar verlengstuk van het NBW wordt beschouwd.
Bij de eerste codificatie in het begin van de vorige eeuw was het
trouwens niet anders. Met de invoering van een nieuw hypothe
cair stelsel kon toen niet eens worden gewacht op het gereedko
men van het Kadaster. Al in 1828 werd het Besluit Invoering Hy
pothecair Stelsel op de kadastrale indeling gebaseerd, vier jaar
vóór het einde van de kadastrering in 1832 en tien jaar vóór de in
voering van het huidige BW in 1838. Niet alleen voor de over
heidsfinanciering via grondbelasting, ook voor de particuliere
financiering via hypotheek is de kadastrale registratie van de rech
ten onmisbaar. Alle ontwikkelingslanden ervaren deze onmisbaar
heid tegenwoordig aan den lijve. Zelfs geeft de grondregistratie in
deze landen in vele gevallen aanleiding tot een sterke vereenvoudi
ging van het zakenrechtelijk systeem, zoals dat ook in Engeland
vanaf 1925 het geval is geweest [9], Een onoverzichtelijk en vaak
ook onontwarbaar geheel van rechten met betrekking tot de grond
leent zich niet voor registratie en ook niet voor een behoorlijk
gebruik.
Wensen ten aanzien van het NBW
Kettingbedingen
Ik begin met mijn boodschappenlijstje aan het adres van de wet
gever van het NBW. De eerste wens is al direct niet mis: vervan
ging van de vooral bij gemeentelijke gronduitgifte gebruikelijke
kettingbedingen door kwalitatieve verplichtingen. De VNG beperkt
zich in haar uitvoerige brief van 5 juni 1985 aan de Vaste Commis
sie voor Justitie uit de Tweede Kamer tot een pleidooi voor het
NGT GEODESIA 88
voor inschrijving vatbaar maken van vervreemdingsbeperkingen
die door middel van kettingbedingen worden opgelegd, bijvoor
beeld een toestemmingsvereiste van de gemeente bij doorver
koop. Zulke vervreemdingsbeperkingen kunnen volgens art.
6.5.3.4 lid 5 niet als kwalitatieve verplichting worden opgelegd,
zodat zij na overschrijving in de openbare registers rechtstreeks
tegenover derden-verkrijgers zouden gaan werken. Het artikel sluit
echter even goed kwalitatieve gebruiksplichten uit, voor zover
deze een positieve prestatie in plaats van een dulden of niet doen
inhouden. Ook die komen in de gronduitgiftevoorwaarden veelvul
dig voor, bijvoorbeeld verplichtingen omtrent de bouw en het be
heer van het gebouwde. De gemeenten blijven dus wat dit betreft
aangewezen op kettingbedingen, die telkens door de verkoper
weer aan de koper moeten worden opgelegd onder bedreiging van
een boete.
Kwalitatieve verplichtingen
In de praktijk geven kettingbedingen veelvuldig problemen. Ook al
kunnen zij niet afzonderlijk worden ingeschreven, zij komen vaak
toch in de registers terecht als onderdeel van de koopovereen
komst, die in de notariële akte als titel van overdracht pleegt te
worden opgenomen. Omdat de notaris op zijn minst de aankomst-
titel raadpleegt bij iedere volgende overdracht, komt hij ze dus vrij
wel zeker tegen. Volgens sommigen moet de notaris bij weigering
van de koper om deze bedingen te aanvaarden, zijn medewerking
aan de akte weigeren [10]. In ieder geval zal hij de koper moeten
waarschuwen voor medewerking aan wanprestatie van de verko
per tegenover de gemeente, hetgeen dan weer een onrechtmatige
daad van de koper kan opleveren [11], Men kan natuurlijk pleiten
voor inschrijving van kettingbedingen in het kader van de Kadas
terwet [12], maar beter lijkt mij een verruiming van art. 6.5.3.4
NBW in de zin dat positieve verplichtingen en vervreemdingsbe
perkingen ook aan de kwaliteit van eigenaar kunnen worden ver
bonden. De vrees voor een terugkeer naar de persoonlijke dienst
baarheden uit de feodale en domaniale verhoudingen van vóór de
Franse Revolutie lijkt mij in deze tijd niet reëel meer. Art. 6.5.3.12
met zijn mogelijkheid om de rechter zulke bedingen na verloop van
tijd te doen wijzigen of opheffen, lijkt mij voldoende tegenwicht te
bieden.
Koopovereenkomst bij notariële akte
Het sinds jaar en dag door het notariaat bepleite verplichte aan
gaan van de koopovereenkomst bij notariële akte [13] hangt nauw
samen met het voorgaande. Ik wil mij daar duidelijker dan ooit
achter stellen. Het onderzoek dat mevrouw Koert in opdracht van
de RAVI heeft verricht naar de kenbaarheid van de publiekrechte
lijke rechtstoestand van onroerend goed in Engeland, Frankrijk,
België en West-Duitsland [14], heeft duidelijk aan het licht ge
bracht welke achterstand wij op dit gebied hebben, doordat in
Nederland de notaris pas bij de levering wordt ingeschakeld. Met
name de solicitor in Engeland en de notaris in Frankrijk verrichten
al in de precontractuele fase van de overdracht een uitgebreid
onderzoek naar zowel de publiekrechtelijke als de privaatrechtelijke
rechtstoestand. Hierbij vergeleken is de dienstverlening aan het
rechtsverkeer door het Nederlandse notariaat noodgedwongen
marginaal, hoe nuttig en noodzakelijk de notariële akte van leve
ring voor de registratie en de bewijsvoering overigens ook mag
zijn.
Het opmerkelijke van de hele geschiedenis is nu, dat bij ons ook
lang strijd heeft bestaan over de vraag of de zakelijke overeen
komst dan wel de inschrijving in de openbare registers de eigen
dom doet overgaan. Paul Scholten beweerde in de vierde druk van
Asser's Zakenrecht in 1905 het eerste en kwam daarmee in de
buurt van het Franse stelsel. In de negende druk van 1957 gooit
Beekhuis echter het roer weer om: de inschrijving is beslissend.
Op zichzelf wel juist natuurlijk, maar de leer van Scholten had het
notarieel aangaan van koopovereenkomsten kunnen bevorderen
[15]. De wetgever zal nu een handje moeten helpen.
Wensen ten aanzien van de Kadasterwet
RAVI
Om meteen maar de knuppel in het hoenderhok te gooien: de
RAVI hoort in de vorm waarin hij nu bestaat, niet in de Kadaster
wet te worden geregeld. Degenen die mijn verhaal bij het 100-jarig
bestaan van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde in
1984 hebben bijgewoond, zal dit standpunt niet verbazen [16], Ik
zal de redenen nog eens kort weergeven. Naar zijn huidige, over
wegend ambtelijke opzet stemt de RAVI niet overeen met hetgeen
de Grondwet in art. 79 bedoelt met een vast college van advies
in zaken van wetgeving en bestuur [17]. Ten onrechte schaart
deze voorlopige raad zich dan ook qua benaming in de rij van ex
terne adviesraden als de RARO (Raad van Advies voor de Ruimte
lijke Ordening) en de CRMH (Centrale Raad voor de Milieuhygi-
99